Na 41 Commando kwam 10 (Inter-Allied) Commando aan land op White Beach. Twee secties Belgische troepen
waren als ondersteuning bij de 1st Lothian gevoegd om de tanks te beschermen. Verscheidene LCT’s liepen
vast op de obstakels door de Duitsers aangebracht of op wrakstukken onder water. Hieronder was de LCT
van Lt.-Col. Peter Laycock met zijn hoofdkwartier aan boord. Na tien minuten wroeten was er nog geen
beweging in de LCT te krijgen. De commando’s sprongen overboord en lieten hun Buffalo’s en Weasels achter.
De LCT van Lt. Dauppe liep ook vast, maar deze wist toch de kostbare lading aan land te krijgen. Ondanks
het Duitse vuur van kogels, mortieren en granaten, wisten de Bren machinegeweer groepen hun oppositie snel
uit te schakelen.
Terwijl 41- en 10 Commando Westkapelle introkken arriveerde 48 Commando op White Beach. De eerste LCT’s
voeren door het gat met als doel het radar station W 154. B Troop ontdekte dat de bunkers direct ten zuiden
van het gat verlaten waren. X Troop trok door B Troop heen naar het radar station. Er was verzet van lichte
wapens en de commando’s maakten korte metten hiermee en er werden enkele Duitsers gevangen genomen. De twee
steunpunten W 285 en W 286 werden in snel successie ingenomen. Terwijl de duinen ten zuiden van White Beach
werden gezuiverd, kwam de volgende golf naar White Beach. Ondanks dat steeds meer Duitse verzetshaarden
werden opgeruimd, bleef er een regen aan mortieren en granaten neerkomen. Voor de meeste commando’s was
deze ‘kleine’ D-Day vele malen angstiger dan die ‘grote’ van vijf maanden eerder, op 6 juni. Twee LCT’s werden
geraakt en moesten
afhaken zodat de bemanning de branden aan boord kon blussen. Een derde LCT liep vast op obstakels onder
water. De klep werd neergelaten waarop de Buffalo’s het te diepe water indoken en onderwater verdwenen.
De manschappen zwommen en waadden naar de kust, maar waren heel veel belangrijk materieel verloren. Op
het strand werden twee Buffalo’s geraakt door artillerie en de munitie aan boord explodeerde waarop een
grote chaos ontstond op het strand. Bewegen op het strand en in de duinen was moeilijk vanwege de bomkraters,
de mijnen en de modderpoelen. Slechts enkele voertuigen wisten deze zware omstandigheden te overleven.
Een LVT (landing Vehicle Tracked) Buffalo
(het wapen voorop is een Polsten 20mm kanon)
Met een deel van de commando eenheden, werden de ondersteunende pantservoertuigen aan land gebracht.
Tenminste, dat was de bedoeling. De eerste LCT, 'Bramble', loste haar eerste Sherman vlegeltank die direct
vastliep in de blubber. De AVRE met de bruglegger delen wist de brug op zijn plek te krijgen, maar toen
hij er zelf overheen reed raakt ook deze tank vast in de slappe grond. Ook LCT 'Apple' probeerde de
lading te lossen, maar de vier vlegeltanks liepen hopeloos vast. De AVRE met brug probeerde vanaf de
laadklep de brug te leggen naar vastere grond. Maar zodra de AVRE over de brug reed zakte deze vast in
de modder.
Een Crab I vlegeltank, van LCT 737,
'moddert' zich door de prut
LCT 'Cherry' lukte het uiteindelijk de vlegeltanks te lossen op die ene Sherman na die
getroffen was door de brug van de AVRE. Een bulldozer ‘vond’ een landmijn die een rupsband van het
voertuig rukte. Manschappen probeerden de gestrande tanks te bergen, maar al snel moest iedere poging
opgegeven worden, want het opkomende getij nam er bezit van.
Commando's rennen naar de vuurtoren van Westkapelle
Terwijl de eerste commando’s het uiterste oosten van Westkapelle bereikten, kwam de eerste Crab
vlegeltank, onder commando van Sergeant Ferguson, de dijk over, gevolgd door verschillende anderen. A Troop
van 41 Commando werd onder vuur genomen vanuit de vuurtoren die prominent aan het eind van het stadje, alles
overziet. Sergeant Ferguson positioneerde zijn tank en liet elf granaten in de toren. Met een PIAT werd
de deur uit de vuurtoren geblazen. Tijdens een kort staakt het vuren wisten de tolken, die bij de commando’s
aangesloten waren, de Duitsers uit de toren te krijgen om zich over te geven.
Gevangen genomen Duitsers worden naar de dijk afgevoerd
(let op de 'geschilde' bomen door het schurende effect van de getijden)
Toen en Nu
Lt.-Col. Eric Palmer stuurde X Troop naar W 14 en W 22 om de Duitse batterijen aldaar te onderzoeken.
Al snel kwam het bericht dat de kazematten daar in het zoute water stonden en onbruikbaar waren. Om 11.15 uur,
iets meer dan een uur na de landing, werd door Lt.-Col. Palmer geraporteerd dat Westkapelle veiliggesteld was.
41 Commando nam verdedigende posities in terwijl de bulldozers aan het werk gingen om bomkraters te vullen en de weg vrij
te maken voor voertuigen om door Westkapelle te trekken.
Op deze ietwat wazige foto is een mortierploeg bij Westkapelle actief
Ook al was Westkapelle veiliggesteld, W 15 was nog steeds in vol bedrijf. Dat bleek toen 47 Royal Marine Commando
de kust naderde. Twee LCT’s werden getroffen door granaten, maar het zwaarst werd het eerste vaartuig, met B Troop,
getroffen. Toen de klep werd neergelaten werd de Buffalo vooraan getroffen. De explosie beschadigde de vlammenwerper
Weasel die erachter stond. De gehele bakboordzijde van de LCT vloog in brand. Met ware heldenmoed wist
Lance-Sergeant W.G. Malcolm RE het brandende voertuig van boord te rijden het water in. De volgende twee LCT’s
wisten hun bemanning aan wal te brengen zonder al te veel problemen, maar waren aan de verkeerde kant, de noordzijde,
van het gat terecht gekomen. De laatste LCT, met commandant Lt.-Col. Farndale Philips, kwam aan de goede kant van het
gat terecht. Het koste de commandant uren om de chaos op te lossen. Ook bleken van de 20 Weasels er 17 verloren te
zijn gegaan door de opkomende vloed.
Om 12.05 uur kwam Brigadier Bernard Leicester aan land die zijn hoofdkwartier bij de Duitse Würzburg-Riese, Seetakt
radarpost inrichtte.
Hier zou de brigadier zijn volgende stappen plannen. Duitse granaten bleven de binnenkomende vaartuigen bestoken.
De laatste golven bevoorrading werden op Green Beach aangestuurd.
Vlnr: Lt.-Col. Hope (GSO 1 4 Special Service Brig.), Lt.-Col. Palmer
(GOC 41 Com.),
Brigadier Leicester, met helm, (GOC 4 Special Service Brigade)
en Major Wood (41 Commando, Second in Command)
P Troop, dat W 15 als doelwit had, kreeg versterking van de Noorse manschappen van 10 Troop (Inter Allied).
Ondertussen had Y Troop positie gekozen aan de achterzijde van W 15. Om 12.00 uur werd onder dekking van rook de
aanval ingezet. De batterij bemanning had geen behoefte aan een nabijgevecht en gaf zich vrij vlot over. Binnen
een half uur waren er rond de honderd Duitsers gevangen genomen. Een bittere nasmaak kregen de commando’s toen
bleek dat in W 15 Britse kanonnen waren gebruikt. Deze waren buitgemaakt in Duinkerken in 1940.
De Noren namen de verantwoording over W 15 op zich en het duurde niet lang of de Noorse vlag wapperde fier bij de kazematten.
W 15 werd na de strijd verwoest
Met W 15 tot zwijgen gebracht kwamen er alleen nog granaten van de batterij W 17 bij Domburg richting Westkapelle.
Dit werd het doelwit voor 41 Commando. Onderwijl werd er opgetrokken naar W 13 door 48 Commando.
W 13 mocht dan minder vuur afgeven door gebrek aan munitie, maar bleef een groot gevaar voor T Force. De grote
vuurgeleidingsbunker kon nog steeds doelen markeren voor ander geschut, zoals W 17. Y Troop, 48 Commando bereikte
rond 13.00 uur het door prikkeldraad afgezette gebied van W 13. Landmijnen en mitrailleurvuur eiste veel slachtoffers
onder de commando’s die maar slecht konden bewegen in het rulle zand. Er werd vuursteun aangevraagd via een moeizaam
gemaakt radiocontact met de HMS Kingsmill. Maar niet meer dan een gevechtsrapport werd uitgewisseld, want de
meeste schepen waren juist aan het herstellen van hun munitie bezig. Captain Arthur Davis, de Bombardment Squadron’s
observant, kreeg opdracht van het hoofdkwartier, bij de radarpost, om Y Troop te zoeken en te kijken waar vuursteun
nodig was. Davis vond Y Troop bij de bunkers van W 13 en maakte direct contact met HMS Roberts. Twee salvo’s
kwamen van het schip die beide verkeerd neerkwamen en Davis doodde met zijn radioman. Ook werd de dokter van 48 Commando,
Lt. David Winser MC, gedood door één van deze zware granaten. Via allerlei radio omwegen werd er contact gelegd met
de artillerie aan de overzijde van de Schelde. Tijdens dit oponthoud lagen de commando’s te wachten op de volgende
stappen. Mortieren en sluipschutters begonnen steeds meer slachtoffers te maken, waaronder Captain Roderick Mackenzie,
commandant X Troop werd geraakt in het hoofd en stierf een paar dagen later in Oostende.
Links, achter een beschermende muur, de Calais FuMo 2,
en rechts
de Würzburg-Riese, Seetakt FuMo 214. Deze radarpost (Monika)
bij Westkapelle observeerde
onder andere de mijnenvegers van de Royal Marine
Toe het bericht kwam dat ondersteunend vuur zou komen, nam Z Troop positie in voor de aanval. Maar een mortier
viel tussen de officieren. Lieutenant Cyril Lindrea kwam om en Captain Tom Nuttall en Lt. John Square raakten gewond.
In één klap was Z Troop zonder leiding. Capt. Nuttall wist ondanks zijn verwondingen B Troop te bereiken om Captain
Edwin T. Dunn de leiding te geven. Ondertussen waren de Duitse mortieren, gelegen in de perimeter van W 13, tot
zwijgen gebracht. B Troop nam positie in voor de aanval. Om 15.45 uur kwam de Canadese artillerie binnen op W 13.
Een kwartier later kwamen Typhoon jachtbommenwerpers aangedoken en schoten hun raketten op de kazematten. Terwijl
het stof nog moest neerdalen stormde B Troop naar voren, maar het slappe zand gaf de commando’s geen grip. Het zand
verstopte de commando’s hun wapens. De Duitse mitrailleurs openden weer het vuur en maakten veel slachtoffers. Maar
de eerste twee kazematten vielen in handen van B Troop en het ondersteunende X Troop.
Na de oorlog is de S 414 vuurgeleidingsbunker van W 13 uit
de duinen gezakt en later gesloopt (rechts een Fl 242)
Hieronder een bewaard gebleven S 414 bij Batz-sur-Mer in Bretagne
Bij de vuurgeleidingsbunker, een type S 414,
werd door de commando’s door de kijkgleuven geschoten om de Duitsers daar binnen laag te houden. Langzaam aan kwamen
overal de Duitsers tevoorschijn om zich over te geven. Y Troop, onder commando van Stephanus Fouché, trok verder in
de perimeter van W 13 om deze te zuiveren. Terwijl de Duitse commandant met zijn manschappen zich overgaven, opende
een Flak kanon het vuur, maar het kanon zijn elevatie kon niet lager en de granaten vlogen te hoog over om schade aan
te richten. Uit frustratie beschoten de Duitsers het radarstation.
Er werden uiteindelijk ongeveer zeventig Duitsers gevangen genomen.
De verliezen voor de commando’s waren zeven doden en tachtig gewonden. De commando’s waren uitgeput en bijna zonder
munitie. Optrekken naar Zoutelande werd door Lt.-Col. Moulton uitgesteld tot het eerste daglicht de volgende dag.
U hoeft niet naar de batterijen W 13 en W 15 te zoeken.
Deze complexen zijn na de oorlog gesloopt.
Op de volgende pagina gaat de tocht verder naar Zoutelande
Stap in de Buffalo hieronder,...