Westkapelle, donderdag 27 juli 1944
Duidelijk is W 14, Stp. Hötzendorf te zien (rechts in het kader).
Links is de dijk te zien, met linksonder het doel voor 3 oktober 1944
(foto genomen door 541 Squadron)
Voorbereiding voor Operation
Infatuate
De dijk direct ten zuiden van Westkapelle werd gebombardeerd op 3 oktober 1944.
Toen deze doorbroken werd stroomde het water het gat binnen en overspoelde het stadje. Als gevolg hiervan
vielen 157 doden, niet alleen door bommen, maar ook door het water. In de molen ‘De Roos’, waar
47 mensen schuilden kwamen 44 om door een afzwaaiende bom. Drie overleven de ramp, waaronder de elf maanden oude baby Kornelia Jannise die door de klem zittende moeder nog naar boven geduwd kan worden. De molen die aan de zuidzijde van
Westkapelle stond werd niet herbouwd, maar een deel van de fundering is nu te vinden als monument
bij het Polderhuis museum. Hierop is een herinneringsplaquette geplaatst met een tekst van één van de drie overlevenden, Kornelia Westerbeke-Jannise;
Na die Bom
rest van "De Roos" geen ander ding
dan deze steen
en onbegrepen herinnering
Deel van de fundering van molen
'De Roos' is te vinden bij het Polderhuis
Daarmee eindigde het leed voor de bewoners
niet. Want vervolgens kregen de huizen tweemaal per dag een meter water als het vloed werd. Zout water en
stinkende modderige drab vulde de huizen en verwoestte de schamele bezittingen. Overtuigd van het succes van het
bombardement besloot, na het verzoek van 21 Army Group, om op 7 oktober ook aan beide zijden van Vlissingen
de dijken kapot te gooien. Op 11 oktober werd tot slot de dijk bij Veere opengebroken door bommen. Na de
het doorbreken van de dijk bij Westkapelle werd in de weken daarna meer dan 5000 ton aan bommen geworpen
op de kustbatterijen. Dit had weinig effect tenzij er een ‘gelukkige’ treffer werd gemaakt. Probleem
bleef dus dat er niet door mijnenvegers in de Schelde gewerkt kon worden.
3 oktober 1944, het water stroomt bij Westkapelle naar binnen
Aangezien de invasie gepland nabij Westkapelle grote problemen kon ondervinden van de kustbatterijen,
werd besloten het gat breder te maken zodat eventueel een doortocht door het gat mogelijk was. Bedoeling
was om vervolgens de manschappen achter de dijken te laten landen. Een verzoek aan Bomber Command resulteerde
dat Lancasters van 106 Squadron op 17 oktober honderd 500 ponders wierp. Het effect was dat het gat bijna
verdubbelde in wijdte. De weken daarop zorgde de getijdenstroom dat er een glad kanaal ontstond.
De doorbroken dijken van Walcheren en de
belangrijkste Duitse batterijen
(door de inundatie zijn de batterijen in het binnenland onbruikbaar gemaakt)
Alles werd
in gereedheid gebracht voor de invasie. Op 28 en 29 oktober werden er 500 toestellen ingezet voor een laatste
bombardement. Bijna 3000 ton aan bommen werden er op Walcheren gegooid. Een verzoek om een bombardement, op
de batterijen bij Vlissingen, vlak voor de landingen uit te voeren werd afgewezen vanwege de vrees dat
burgerdoelen in Vlissingen in het donker zwaar getroffen kon worden.
Westkapelle, Operation
Infatuate II
Support Squadron Eastern Flank
Kon vanuit Breskens naar Vlissingen met lichte landingsboten worden overgestoken, naar Westkapelle was het
via open zee en de brede Schelde monding. Hier werden dus grotere landingschepen ingezet. Vroeg in de morgen
van de 1ste november vertrok T Force vanuit de haven van Oostende. Landing Craft Tank (LCT) volgeladen
met LVT Buffalo’s, M29 Weasels, en tanks ploegden door de zee. Verder was er, ter ondersteuning van de manschappen
die aan land zouden gaan, het Support Squadron Eastern Flank (SSEF). Hierin voeren onder andere
vijf LCT(R) (Landing Craft Rocket), zes LCG(L) (Landing Craft Gun Large) en twee LCG(M) (landing Craft Gun Medium).
In totaal bestoond de SSEF uit 27 schepen. Ondanks dat het weer slecht was, bleek de zee vrij rustig en iedereen keek
uit naar zeemijnen en Duitse Schnellbote.
Het konvooi gaat op Westkapelle aan,...
De vuurtoren van Westkapelle stak af tegen de grijze ochtendlucht
en was een perfect baken voor de schippers. Vanwege mist over de vliegvelden in Engeland kon T Force,
bestaande uit zo'n 130 vaartuigen, geen
steun verwachten van de luchtmacht. Dit was een bittere pil voor Captain Anthony Pugsley, de commandant van de zeemacht,
en Brigadier Bernard 'Jumbo' Leicester, commandant T Force. Hier kan men de vraag stellen; 'waarom
werden er geen vliegtuigen ingezet die op de
zogenaamde vooruitgeschoven vliegvelden (Advanced Landing Grounds (ALG) waren gestationeerd na
de landing in Normandië. Het kan toch niet zo
zijn geweest dat ook daar alle vliegvelden in mist gehuld waren.'
De destroyer HMS Kingsmill (K.484),
commandoschip voor Captain Pugsley en Brigadier Leicester
Ondanks dat er geen bericht werd ontvangen voor de broodnodige luchtsteun, werd om 07.30 uur besloten om
de aanval toch in te zetten. Captain Pugsley, op de brug van HMS Kingsmill, gaf het code woord
’Nelson’ door aan de andere schepen,… Operation Infatuade II ging van start. Twee
motorboten maakten zich los uit het konvooi en snelden voorwaarts om de zandbanken aan te geven die voor de kust
lagen. Om 08.09 uur opende de kustbatterij W 15 als eerste het Duitse vuur en dit was het sein voor
een enorm gedreun van geschut. Het Geallieerde geschut begon vijf minuten later te schieten.
HMS Warspite had de batterijen bij Domburg als doel en HMS Erebus die bij Westkapelle.
HMS Erebus kon pas ondersteuning
geven toen de landing al in volle gang was
Helaas bleek het geschut van Erebus vastgelopen en kon pas vuur uitbrengen toen de landing reeds
in volle gang was. Captain Marcel Kelsey, de Bombardment Squadron commandant, gaf hierop direct de order
aan HMS Roberts om W 15 ten noorden bij Westkapelle onder vuur te nemen. Kort nadat W 15 het vuur had geopend,
kwam ook W 13, de batterij ten zuiden van Westkapelle, in bedrijf.
HMS Roberts vuurde op W 15 ten noorden van Westkapelle
Het Support Squadron - Noordelijke Groep
De langzaam voortploegende landingschepen waren het doelwit voor het
Duitse geschut, en Captain Kenneth 'Monkey' Sellar besloot het Support Squadron op te splitsen in twee gelijke delen zodat
die ten noorden en ten zuiden van Westkapelle doelen zouden bestoken. Hiermee hoopte hij dat de manschappen
van 4 Special Service Brigade in hun onbewapende LCT’s ontzien zouden worden, welke rechtstreeks op het gat
in de dijk af stoomden.
De positie van W 15 ten noorden van 'Red' Beach
Vanaf 10 km openden de LCG(L) (Landing Craft Gun, Large) het vuur met hun 4.7 inch (12cm) kannonen op W 15. Er werden treffers gezien op de dijk, maar de kazematten konden alleen met wat geluk getroffen worden. Het Duitse
geschut veroorzaakte enorme waterhozen, maar de schepen naderen gestaag de kust.
W 15, met achter het geschut de Leitstand M 262 (vuurgeleidingsbunker)
Met haar drie LCG(L)’s leidde de noordelijk groep van het Support Squadron haar groep in actie.
De drie raket vurende LCT(R) kozen positie op 4 kilometer van de kust. LCT(R) 457 haar raketten vielen te kort
en landden in zee, net als die van LCT(R) 378, waarvan de laatste raketten liet neerkomen tussen de noordelijk
groep. LCG(L)’s probeerden uit de vuurlinie te komen, maar LCG(L) 2 werd toch geraakt door enkele raketten waarbij
slachtoffers vielen en het motorvermogen verloor, maar kon toch haar actie voortzetten. Ook kwamen raketten neer op LCF
(Landing Craft Flak) 42. Hierbij vielen 33 gewonden en er brak brand uit. Ondanks deze misère wist LCF 42
later wel in actie te komen. De derde raket vurende LCT(R) 331 vuurde gelukkig wel met succes haar raketten
op Westkapelle.
Een LCT(R) verdwijnt in de rookwolken na het
afvuren van haar raketten richting Westkapelle
Na het raketten salvo en angstige momenten, draaiden de LCG(L)’s weer richting de noordelijke kant van Westkapelle.
W 15 met haar 4 kanonnen van 9.4cm in kazematten zochten hun doelen via de Leitstand M 262 (vuurgeleidingsbunker)
die ten zuiden van de batterij op de dijk was geplaatst. LCG(L) 1 was de eerste die getroffen werd door twee granaten.
Ondanks de vele gewonden, waaronder alle officieren hield Lt. Alfred Ballard koers richting de kust. Kort voor de
dijk viel het schip stil en werd een gemakkelijk doelwit voor de Duitse kanonnen. Er waren 2 doden en 20 gewonden.
De overlevende werden aan boord genomen van LCS(L) 254. Juist op tijd, want even later explodeerde de LCG(L) 1.
Een type LCG(L) dat ook bij Westkapelle werd ingezet
LCG(L) 2 kwam zo dicht onder de
kust dat de elevatie van de kanonnen in de kazematten van W 15 het schip niet konden bereiken. Ondanks dat LCG(L) 2
onder de elevatie van het kazemat geschut voer, werd het bestookt door twee 8.8cm kanonnen. Granaten vlogen de machinekamer
binnen, en Lt. Arthur Cheney besloot van de kust af te gaan. Een granaat vloog de brug binnen waarbij nagenoeg
iedereen op die plek gewoind raakte. Petty Officer Arthur Harris overleefde de explosie en wist LCG(L) 2 naar zee te
brengen.
LCG(L) 17 zigzagde voor W 15 rond om het vuur aan te trekken zodat de landstrijdkrachten ongehinderd
konden naderen. Het schip werd meerdere malen getroffen, waarbij haar commandant, Lt. Scammell dodelijk werd
getroffen. Maar LCG(L) 17 werd uiteindelijk uit de vuurlinie gehaald, ook
omdat er aan boord geen munitie meer voor haar twee 20mm Oerlikon kanonnen te verschieten was.
De LCS(L) 260
Achter de LCG(L)’s kwamen de drie LCS(L) (Landing Craft Support, Large) vandaan om hun aandeel te leveren.
Commandant van deze groep, Lt. Edward Howell gaf opdracht om vooral om met hoge snelheid te blijven zig-zaggen
voor de kust. Met hun lichte geschut konden ze weinig uitrichten en het duurde ook niet lang voor een Duitse granaat
Howell’s LCS(L) 260 trof in de machinekamer en waarop de 260 aan de grond liep. Lt. Eric Tiplady kwam met zijn LCS(L) 259
langzij en onder hevig vuur wisten de boten aan elkaar te koppelen. LCS(L) 259 trok het brandde zusterschip weg
naar zee. Brandslangen van beide boten bedwongen het vuur op de 260. Hierbij was vooral het werk van Leading Motor
Mechanic Williaim Cheeney van LCS(L) 260 dapper te noemen. Cheeney had plaats genomen boven de brandstoftanks
om het vuur direct te bestrijden, wetende dat de meer dan 10.000 liter aan brandstof ieder moment kon ontploffen.
Cheeney zou later een medaille ontvangen voor zijn heldenmoed om zijn boot veilig te stellen. LCS(L) 254, onder
commando van Sub-Lt. George Kirk, wist wonderbaarlijk zonder schade van treffers voor de kust te manoeuvreren.
Toen LCG(L) 1 aan de grond liep schoot LCS(L) 254 te hulp om bemanningsleden van het schip te evacueren. Kort
daarop explodeerde de LCG(G) 1.
LCG(M) 101 in betere tijden,...
Eén van de meest bekende drama’s (vanwege de vaak gepubliceerde foto's) zou zich even later afspelen rond de LCG(M),
(landing Craft Gun, Medium) 101. De hoofdbewapeing van de LCG(M) bestond uit twee 25 ponder kanonnen.
Ondanks de regen aan granaten vanuit W 15 wist LCG(M) 101 de kust te bereiken. Twintig minuten voor H-Hour (09.45 uur,
start landingoperatie) werd op vijfendertig meter van haar doel het schip aan de grond gezet.
Na zo’n vijftig granaten te hebben afgeschoten met hun dekgeschut, 17 ponder, werden torens A en B achter
elkaar uitgeschakeld. Lt George Flamank gaf opdracht om LCG(M) 101 terug te trekken van de kust.
LCG(M) 101 maakt water en zal zinken
Terwijl de ballasttanks werden geleegd,
en de eerste manschappen aan dek verschenen om de lier van het sleepanker te bedienen, werden deze begroet door
Duits vuur en twee sneuvelden hierdoor, waaronder Sub-Lt. Robert Damen. Maar het schip wist los te komen, maar
de achterzijde, aan bakboord van het schip, was
zwaar beschadigd door inslagen van W 15 en begon water te maken. LCG(M) 101 begon snel te zinken. Vlotten werden
losgemaakt en in het water gegooid. Opvarenden sprongen overboord in het koude water. Terwijl het schip langzaam
omsloeg probeerden de bemanningsleden zoveel mogelijk hun gewonde kameraden te helpen. Lt. Flamank ontving later
het DSC voor zijn actie met LCG(M) 101.
De bemanning van LCG(M) 101 wordt uit zee gevist
Vlak voor de commando’s de stranden van Red- en White zouden bestormen kwamen de drie LCF (Landing Craft Flak)
in actie. Duizenden stuks munitie ratelden op de betonnen onderkomens van de Duitsers. Lt.Com. Frank Lammert wist
dat ze weinig schade zouden aanbrengen, maar het hield misschien de hoofden van de Duitsers verscholen zodat ze
zouden vergeten op de LCT’s te vuren met de commando’s. LCF 42, onder commando van Lt. Keep, was eerder die morgen
getroffen door raketten van een LCT(R), maar was inzetbaar en een samenraapsel van overgebleven manschappen
bedienden de kanonnen. LCF 38, onder commando van Lt. Alfred Wiks,
lag onder vuur en het magazijn werd getroffen waarbij de officieren en de stuurman
op de brug omkwamen. Able Seaman Crothers wist de omgekomen officieren van de brug te trekken en de plek aan het
roer in te nemen. Er werden doelen beschoten op aanwijzingen van Corporal William Miller. Maar het schip bleef
treffers incasseren en werd compleet kapot geschoten. LCF 36 nam overlevende aan boord om die naar de HMS Kingsmill
te brengen.
Het Support Squadron - Zuidelijke Groep
Op 4 km van de kust
zouden de LCT(R) (Landing Craft Rocket) hun raketten af vuren. LCT(R) 363 liet haar raketten op de radarpost
neerdalen. Een kanon van W 13 wist een treffer kort daarop in de machinekamer van LCT(R) 363 te scoren,
waarop een brand onstond.
Het vuur werd bestreden onderleiding van LS. Stanley Windrow terwijl Chief Motor Mechanic Frank Woods de
overgebleven motor aan de praat hield. Beide mannen kregen later de DSM voor hun optreden om hun schip te redden.
LCT(R) 334 werd door twee granaten van W 13 getroffen voor de raketten konden worden afgevuurd. De explosie
veroorzaakte dat veertig raketten spontaan wegvlogen en in zee vielen. Met veel moeite werd de 334 in positie
gebracht en vuurde haar overgebleven raketten af. Wederom werd de LCT(R) 334 getroffen en hevig brandende zette
het koers naar open zee. Ondertussen was LCT(R) 363 stil komen te liggen. Deze werd op sleeptouw genomen door
de 334 en samen strompelden de schepen terug naar Oostende.
Een enorme explosie op de dijk bij Westkapelle
Er waren drie LCG(L) in de 'Southern Group', T Force en deze, onder commando van Lt. David Crealock, openden hun vuur
op posities ten zuiden van het gat in de dijk. LCG(L) 10 werd als eerste getroffen door een 15cm granaat
vanuit W 13. Terwijl de bemanning de brand bestreed, probeerde Lt. Clifford Holbrook LCG(L) 10 op koers
te houden. Ondanks dat essentiële commando kabels tussen de brug en het geschut kapot geschoten waren,
bleef het schip vuren op doelen. Lt. Harvie rende van toren naar toren om het geschut te lijnen. In
vier uur tijd schoot LCG(L) 525 granaten af.
Eén van de 15cm kanonnen van W 13
De batterij van W 13 bestond uit 6 stukken van 15cm, 4 in kazematten en 2 in open stellingen.
LCG(L) 11 kreeg twee treffers achtereen vanuit W 13. De eerste trof de brug en de tweede de machinekamer toen
Lt. Thomas Foggitt probeerde weg te sturen van de kust. Foggitt moest de strijd opgeven door zijn
verwondingen en Sub-Lt. John Smith nam zijn taak over. De bemanning wist de brand te bestrijden en
Smith stuurde LCG(L) 11 weer op de kust aan. Even later vuurden beide torens op doelen op de dijk. Lt. George
Ring zag de schade die W 13 aanrichtte en stuurde zijn LCG(L) 9 onder een rookgordijn langs de kust om
vuur aan te trekken met zijn schip en onderwijl W 13 te beschieten. W 13 schoot met al haar geschut
op LCG(L) 9 maar het schip overleefde de regen aan granaten. De LCG(L) groep had het zwaar te verduren en
verloor 55 bemanningsleden in de strijd om het kustgeschut niet op de commando’s te laten schieten.
Drie LCS(L) (Landing Craft Support, Large) begeleidden het grootste landingschip in de zuidelijke
groep, de LCG(M) (Landing Craft Gun, Medium), de 102. De LCG(M) 102 had als doelwit W 266 op het oog
dat ‘White’ bestreek. W 13 nam LCS(L) 252 onder vuur en het schip explodeerde toen de brandstof tanks
werden geraakt. Direct daarop werd LCS(L) 256 geraakt en in brand geschoten. LCS(L) 258 schoot de
overlevenden te hulp van de 256. Nu werden beide schepen beschoten en onherstelbaar beschadigd.
Iedereen moest de brandende schepen verlaten. Terwijl overal mannen in zee sprongen, bleven er heel
veel levenloos achter.
De LCS(L) 256, hierboven te zien, raakte onherstelbaar beschadigd
W 13 nam daarop LCG(M) 102 onder vuur. Een voltreffer aan de voorzijde van
het schip bracht Lt. Donald Flory niet van zijn stuk en hij stuurde recht op W 266 aan. Terwijl de
bemanning de branden bestreed, schoten de kanonnen onophoudelijk granaten in de betonnen versterkingen
van W 266. Ondanks dat er geen doorkomen aan was en elke granaat kapot sloeg op het beton, konden de
commando’s naar hun landingsplaatsen omdat LCG(M) 102 heldhaftig vuur bleef aantrekken. Terwijl
48 Commando op 'White' afstevende vloog LCG(M) 102 met een enorme klap de lucht in,… er waren onder de
32 man aan boord, geen overlevenden.
Een deel van een monument bij Westkapelle herinnert ons
aan de strijd van de Support Squadrons
Het Support Squadron was nagenoeg vernietigd. Ze hadden anderhalf keer meer munitie
verschoten dan in zes dagen voor Normandië. Er waren 172 manschappen omgekomen en zo'n 200 gewonden.
Bijna 20 schepen werden uitgeschakeld, waarbij negen gezonken waren. Vanwege hun heldhaftige inzet, werden
130 officieren en manschappen voorgedragen voor onderscheidingen. De First Sea Lord,
Admiral of the Fleet The Viscount Cunningham of Hyndhope, stelde voor om in sommige
gevallen het Victoria Cross uit te reiken en ook mannen te nomineren voor de Conspicuous Gallantry Medal.
Ondanks dat hier onderzoek voor gedaan werd, werden geen van deze onderscheidingen uitgereikt.
Op de volgende pagina wordt Operation Infatuate II voortgezet
met de landing van de commando eenheden bij Westkapelle
KLIK HIERONDER