Ergängzungsjagdgeschwader 2 (EJG
2)
Op 20 september 1944 stemde Hitler officieel toe dat de Me
262 als jager ingezet moest worden. Het eerste wat de General der Jagdflieger,
Generalleutnant Adolf Galland,
deed was delen van EKdo 262, dat verspreid stond over
Lechfeld, Rechlin en Erfurt-Binderleben, naar het noorden te
halen en onder te brengen op Achmer en Hesepe, nabij
Osnabrück. Er werd een operationele trainingseenheid gevormd
met de naam Ergängzungsjagdgeschwader 2 (EJG 2). Een klein
deel van het voormalige EKdo 262 bleef op Lechfeld als
III./EJG 2 om de belangrijkste basistraining te verzorgen,
onder leiding van Hauptmann Geyer.
Een trainingversie, de Me 262B-1A
EKdo 262 zou in opdracht
van Hitler tot 122 Me 262’s uitgebreid moeten worden, deze
levering zou nooit gehaald worden (in de laatste week van
november 1944 had Hauptmann Geyer slechts 2 Me 262’s). In
december kwam er schot in de levering, toen er 23 Me 262’s op
Lechfeld aankwamen, waaronder twee Me 262B-1A twee-zitters met
dubbele besturing voor trainingen.
Links: Major Heinz Bär
III./EJG 2 bestond uit drie Staffeln, 9./EJG 2 stond op
Landsberg (met een mengeling van straaljagers en zuigermotor
vliegtuigen), 10./EJG 2 stond op Lechfeld met Me 262’s, en
11./EJG 2 stond in Unterschlauerbach, bij Neurenberg. De
laatste had ook de beschikking over de Me 262, maar geen
betonnen startbanen, en deze had enorm veel last van de
doorweekte grasbanen die in modderpoelen waren omgeploegd. Op
1 januari 1945 nam Major Heinz Bär het bevel over III./EJG 2,
over van Hauptmann Geyer. Hij maakte op 29 januari zijn eerste
vlucht als Kommandeur van III./EJG 2. Tijdens zijn verblijf
bij deze Gruppe maakte hij rond de tachtig à negentig sorties,
en gebruikte in die periode de tactische code ’Buzzard
I’. Major Bär had al 204 overwinningen op zijn naam, maar
zou op de straaljager er nog 16 bijschrijven. De eerste, een
P-51D Mustang, schoot hij neer op 19 maart, gevolgd
door een B-24D op 21 maart, en nogmaals een P-51D en een B-24D
op 24 maart. Negen april vielen twee B-26’s door Bär zijn
kanonnen, en twee P-47’s op 18 april en de volgende dag twee
P-51D’s werden slachtoffers van zijn Me 262. De Me 262 van
Major Bär was herkenbaar aan de ‘Rode-13’ op de romp. Bär
behaalde de meeste dagoverwinningen met een straaljager, met
zestien stuks, alleen voorafgegaan door nachtjager
Oberleutnant Kurt Welter, die 20+ op zijn naam zou hebben met
de Me 262 (en 63 op de traditionele propellerjager).
De Me 262A-1A (III./EJG 2) van Major Heinz
Bär
Kommando
Nowotny
Niet alleen werd er door EKdo 262 en III./EJG 2 gejaagd op
indringers van het derde Rijk, er was ook een officiële
Jagdgruppe, de uit twee Staffeln bestaande Kommando Nowotny,
dat opereerde vanaf Achmer en Hesepe. De Oostenrijker Major
Walter Nowotny was één van de Experten van de oude
garde van de Luftwaffe. Nowotny was ooit de eerste Duitse
vlieger geweest die de magische grens van 250 overwinningen op
zijn naam bracht. Op 20 september 1944, de dag dat Hitler
instemde om de Me 262 als jager in te zetten, werd Kommando
Nowotny gevormd. Nowotny haalde zoveel mogelijk oude kameraden
uit zijn oude Jagdgruppe 54 in zijn nieuwe Kommando. Na een
korte training op de nieuwe straaljager, welke onder andere
het leven had gekost aan Oberleutnant Alfred Teumer (77
overwinningen), werd op 7 oktober de eerste gevechtsmissie
gevolgen. Er werden die dag twee B-24D’s neergeschoten.
19-10-'43, Walter Nowotny wordt ontvangen door Hitler na
zijn 250ste overwinning
(ontving het Eichenlaub mit
Swertern und Brillanten zum Ritterkreuz des Eisernen
Kreuzes)
Nadat drie Me 262’s tijdens het opstijgen vanaf Achmer
vernietigd waren door P-51D’s, werden twee Staffeln Fw
190D-9’s, het 9.- en 10./JG 54 aan Kommando Nowotny toegevoegd
om de Me 262 te beschermen wanneer de straaljagers op hun
kwetsbaarst waren, tijdens het opstijgen en landen. Deze
bescherming kon niet voorkomen dat er op 12 oktober zes Fw
190D’s verloren gingen van 9./JG 54 in luchtgevechten. Ook de
verliezen namen toe van de Me 262, en niet alleen door
contacten met Geallieerde jagers, ook ongelukken maakten vele
slachtoffers.
Een Me 262 gevangen in de boordcamera van een Amerikaanse
P-51 jager
Op 8 november 1944, de dag dat Adolf Galland, samen met
Generaloberst Alfred Keller een bezoek bracht aan Kommando
Nowotny, bestond deze eenheid nog slechts uit vier toestellen,
de anderen waren door ongelukken en luchtgevechten verdwenen.
Op deze dag wilde Nowotny toch graag zijn beste beentje voor
zetten, en zou zelf voor het eerst een gevechtsmissie gaan
vliegen. Terwijl twee Me 262’s opstegen om een naderende groep
B-17’s op te vangen, kreeg een andere een klapband, en die van
Nowotny wilde niet starten. Later die dag steeg Nowtony
alsnog, samen met Leutnant Franz Schall, op vanaf Achmer.
Schall werd korte tijd later neergeschoten door P-51D’s en
wist zich ternauwernood in veiligheid te stellen door gebruik
te maken van zijn parachute.
De Me 262 van Nowotny is ook als model te bouwen
Over Nowotny zijn einde lopen de
meningen uiteen, zijn Me 262 zou zijn neergeschoten door een
P-51D van 364th FG, en met name door Lt. Robert W. Stevens, andere
meldingen zouden wijzen op het uitvallen van een motor die in
brand stond. De enige meldingen die Nowotny over de radio
gaven, was het afschieten van een B-24D (waarschijnlijker een
B-17) en een P-51D, en vervolgens een krakende radio welke ‘in
brand’ doorgaf. De Me 262 stortte neer nabij Epe, ten oosten
van Hesepe, gadegeslagen door Adolf Galland. Als opvolger van
Nowotny wees Galland Oberleutnant Georg-Peter Eder aan. Op 19
november kreeg Eder de opdracht, samen met een paar anderen,
de kern te gaan vormen van de Jagdgeschwader 7 (III./JG 7),
het enige echte straaljager Geschwader binnen de Luftwaffe.
Jagdgeschwader
7
Jagdgeschwader 7 was in augustus 1944 geformeerd om in twee
Gruppen met de Fw 190 te gaan opereren. Maar door schaarste
aan toestellen en vliegers kwam dit niet van de grond. Ook het
plan om JG 7 uit te rusten met de Bf 109G-14 viel ook af
vanwege dat ieder Jagdgeschwader zat te springen om jagers.
Ook al had het Geschwader geen vliegtuigen, het werd opeens
uitgebreid om uit drie Gruppen te gaan bestaan, en dan
uitgerust met de nieuwe straaljager, de Me 262. In de herfst
kwamen de Me 262's in onderdelen naar Brandenburg-Briest om
door mecaniciens van Messerschmitt in elkaar te worden gezet
en getest. Vanaf 19 november kwamen steeds meer ervaren
piloten, het op die dag opgerichte onderdeel, III./JG 7
versterken en ging het Geschwader opereren vanaf
Lager-Lechfeld in hartje Beieren. Op 28 november 1944 zouden
vier vliegers van JG 7 voor het eerst op een operationele
missie gaan. Uiteindelijk zou alleen Hermann Buchner de lucht
ingaan, vanwege dat de anderen onwillige Jumo motoren hadden
die niet wilden starten. Maar de solo-missie van Buchner was
niet zonder succes. De radar vanaf de grond zond hem naar een
F-5 (een foto-verkenner gebasseerd op de P-38
Lightning) welke hij wist neer te schieten. Later die
dag wist ook Major Rudi Sinner van JG 7 een F-5/P-38 neer te
halen.
Links: Oberleutnant
Georg-Peter Eder
Toch ging het niet echt voorspoedig (het weer was ook
slecht). In de eerste zes weken van het bestaan van III./JG 7
gingen tien Me 262's verloren, en dat alleen door technische
mankementen of piloten-fouten. Op 2 december 1944 was er een
mooie opsteker, toen Leutnant Joachim Weber drie Mosquito's
van de RAF neerschoot. Eind december toen het weer verbeterde,
ging JG 7 er weer vol tegen aan, maar zonder veel succes.
I./JG 7 had als basis Kaltenkirchen en was klaar om vanaf 8
januari 1945 zich in de strijd te storten. Maar pas in de loop
van februari zou deze Gruppe pas van zich doen spreken. Maar
III./JG 7 was toch de Gruppe met de meest ervaren piloten,
zoals de eerder genoemde Oberleutnant Georg-Peter Eder. Eder
was een veteraan van het eerste uur, die gevochten had tijdens
de Slag om Engeland, aan het Oostfront zijn sporen verdiend
had, om tijdens de Geallieerde landingen in Normandië
Gruppenkommandeur van II./JG 1 te zijn. Op 21 juni 1944
behaalde hij zijn 50ste overwinning en ontving daarvoor op 24
juni het Ridderkruis. Na een kort verband, vanaf 4 september,
als Gruppenkommandeur van II./JG 26, kreeg Eder op 27
september het commando over III./EJG 2. Eder stond bekend om
zijn vermetelde doortastendheid (een ander noemt zoiets vaak
roekeloos), om bommenwerpers, als eerste Luftwaffe piloot,
recht van voren aan te vallen. Maar zijn
doorzetteningsvermogen had ook een keerzijde, hij werd maar
liefst zevetien keer neergeschoten, moest negen keer springen
en raakte daarbij veertien maal gewond. Op één of andere
manier waren twee types vijandelijke toestellen zijn
'favoriet', namelijk de P-47 Thunderbolt en de B-17
Flying Fortress. Op 25 november ontving Eder het
Eikenlof bij het Ridderkruis. Tijdens het Ardennen Offensief
van december 1944 claimde Eder er op de grond zeker veertig te
hebben vernietigd met de Me 262. Tijdens zijn aanstelling als
Staffelkapitän bij 9./JG 7 schoot hij verscheidene P-47's en
B-17's uit de lucht, waarbij het schijnt dat Eder een
reputatie had dat hij bemanningen van aangeschoten
bommenwerpers de gelegenheid gaf deze te verlaten met de
parachute, voor hij de genadeklap uitdeelde aan de
bommenwerper. Eder eindigde de oorlog in een ziekenhuis nadat
hij weer eens neergehaald was. Ditmaal door een P-51D op 22
januari 1945, tijdens een landing op Parchim. Officieel zou
Georg-Peter Eder 65 overwinningen behalen met een
propellerjagers en 12 met de Me 262, maar er wordt aangenomen
dat de overwinningen met de straaljager een veelvoud is van
dat aantal. Na de oorlog bouwde Edere een succesvolle carriére
op als zakenman.
Robert Taylor maakte een fraai schilderij van een vlucht Me 262's van JG 7
3 maart 1945 was een 'goede'dag voor III./JG 7 toen er een
slachting onder de Amerikaanse bommenwerpers en jagers plaats
vond. Drie Staffeln, 9., 10. en 11./JG 7 wisten 29
straaljagers in de lucht te krijgen. Er werden verschillende
USAAF vliegtuigen geclaimd, maar de Amerikanen zouden naar hun
gegevens zes bommenwerpers en drie jagers hebben verloren.
Helaas voor de Luftwaffe gebeurde dit niet zonder verlies aan
eigen zijde, Hauptmann Heinz Gutmann, zou omkomen toen zijn Me
262A-1A afgeschoten werd door de verzet plegende boordschutters
van de Amerikaanse bommenwerpers.
Onder de vleugel, het nieuwe succesvolle wapen, de lucht-lucht R4M
raketten
Een nieuw formidabel wapen werd voor het eerst op 18 maart
1945 ingezet, de ongeleide R4M lucht-lucht raket. Dit wapen
was al een jaar in ontwikkeling en uitvoerig getest, voor men
het op de valreep van het einde van de oorlog durfde in te
zetten. De vierkilo zware raket werd bij vierenvijftig JG 7 Me
262's in twee blokken van zes onder vleugels gehangen van,
maar zes toestellen van 9.Staffel kregen zelfs twaalf raketten
onder iedere vleugel. Later zou dit aantal (het vervoeren van
24 raketten) uitgebreid worden tot veertig toestellen welke de
aanduiding Me 262A-1b kregen. Het afvuur effect was zodanig
dat het lastig werd welke piloot de raketten gelanceerd had,
dus werd niet langer de vlieger de overwinning toekend, maar
de complete Gruppe. Voor de JG 7 betekende dit na het gebruik
van de raketten, dertien overwinningen (tegen een verlies van
vijf Me 262's en drie piloten). Tussen de 18 en 22 maart
zouden vijftig neergeschoten vliegtuigen worden toegekend aan
de Me 262. Ook 31 maart was een succesvolle dag voor JG 7 toen
er eenentwintig bommenwerpers werden neergeschoten, en een
veelvoud zwaar beschadigd. Op 1 april werden zeven
bommenwerpers vernietigd, maar op 4 april sloeg het noodlot
toe bij de basis Parchim, toen vijftien Me 262's werden
afgeschoten tijdens de trage klim vanaf de startbaan. Op 17
april werden op deze wijze nog eens vier neergehaald, maar nu
op Saaz.
Na een missie op Berlijn in 1945 is de B-17 'Lady B Good',
ondanks schade toegebracht door een Me 262, weer terug op
haar basis
Het was opvallend hoeveel ex-bommenwerper piloten werden
ingedeeld bij Me 262 eenheden. De achterliggende gedachte was
dat deze meer een teamspeler waren, rustiger en technischer
bekwamer waren in meer-motorige vliegtuigen. Maar waar het aan
ontbrak was het snelle handelen wat voor een jachtvlieger een
kwestie was van leven of dood. Pas in maart 1945 werd dit
beleid pas als ondoordacht aan de kant geschoven.
De Arado Ar-234B was ook uitgerust met de Jumo 004B motoren
(maakte zijn eerste vlucht op 15 juni 1943, er werden 201
van gebouwd)
Tussen het strijdgewoel van de jagers, was het bommenwerper
KG 51 ook nog steeds actief. Op 14 maart 1945 vlogen Me 262's
van KG 51, samen met Arado Ar-234B straalbommenwerpers van KG
76, naar de Ludendorff brug bij Remagen, welke in Amerikaanse
handen was gevallen (op 12 maart was al één enkele Me 262 bij
Remagen waargenomen). Amerikaanse rapporten van die dagen
gaven aan dat er minstens 68 jets geteld werden tijdens de
aanvallen op de brug. Ondanks de hoge snelheid van de jets
vielen verschillende toestellen ter prooi aan het moordende
Amerikaanse luchtafweer. Bij dag werden Vijf jets vernietigd,
en dertien beschadigd/waarschijnlijke uitgeschakelde
toestellen. Bij avond en nacht werden zes jets neergeschoten
en één waarschijnlijk. Naast deze pogingen door jets, voerden
ook 'ouderwetse' propellertoestellen aanvalsmissies op de brug
uit. Ondanks deze moedige ondernemingen, bleef de brug intact.
Deze zou later, op 17 maart 1945, door verzwakking van eerdere
pogingen hem op te blazen, alsnog in elkaar storten.
Piloten van 1./KG(J) 54 voeren overleg (op de achtergrond Me 262 'B3 +BH')
Naast de KG 51 was er ook een andere bommenwerper eenheid
actief, de Kampfgeschwader 54. Waar KG 51 als
straalbommenwerper eenheid de bommenwerpersrol bleef
handhaven, kreeg KG 54 de extra taak als jager te kunnen
opereren. Er werd een 'J' aan de naam toegevoegd en ontstond
de KG(J) 54. Hetzelfde werd gedaan met III./KG(J) 6, welke ook
opereerde met de Me 262, maar dit waren Geschwaders die het minste tot de verbeelding spraken.
Ze leden veel verliezen ten opzichte van hun overwinningen.
Op de volgende pagina aandacht voor Jagdverband
44.
Klik op de Me.262A-1 (W.Nr. 111755) hieronder.
Het toestel behoorde tot Jagdverband 44, welke door Amerikaanse troepen
in 1945 werd ontdekt in een bos nabij Burgau in Duitsland
|