Amerikanen doen alles
groter
Waren voorgaande varianten Britse ontwikkelingen, ook de
Amerikanen waren al enige tijd bezig met het principe van rollers voortgestuwd
door tanks. De eerste anti-mijn roller was de T1 die aan een M3
medium tank was gekoppeld. De installatie bestond uit twee zware
wielen, opgebouwd uit vier schijven met een doorsnede van 101.6 cm
(40 inches), aan de voorzijde en één van vijf schijven aan de
achterzijde zodat de gehele breedte beslagen werd.
De T1 aangebracht aan een M3, februari
1943
Geïnspireerd op de T1 was de T1E1 Earthworm. Alle drie de
wielen, bestaande uit zes schijven van 122 cm (48 inches) in
diameter en 5 cm dik, waren aan de voorzijde bevestigd van een M32
recovery vehicle. Het gehele gewicht van de installatie was 16330
kilo. Als er een mijn explodeerde zakte de stellage in de krater en
werd met hulp van de kraan van de M32 weer in het spoor gezet. Het
was een effectieve mijn opruimer met een snelheid van 5 km/u.
Nagenoeg onverwoestbaar, maar het was zeer lastig te manoeuvreren.
De T1E1 Earthworm aangebracht bij
een M32
Bij de opvolger werd de middelste roller verwijderd en de twee
buitenste kregen nu zeven schijven met een dikte van 3.5 cm en een
diameter van 183 cm (72 inches). Om het gewicht per schijf niet
boven de 680 kilo te laten komen werden er acht gaten in de schijven
aangebracht. In totaal kwam het gewicht van deze stellage op 12700
kilo. Deze oplossing, de T1E2, was ook gekoppeld aan een M32
recovery vehicle.
Het eerste productie model van de T1E3
Het werken met de T1E2 was lastig en de M32 was ook niet bewapend met een kanon. Het ontwerp werd herzien en als de T1E3 gekoppeld aan een M4A1. In het eerste ontwerp zouden de twee wielen bestaan uit vier schijven elk. Maar uiteindelijk werden het er vijf per wiel. De schijven waren 70mm dik en hadden een diameter van maar liefst 244
cm! Om het gewicht rond de 2086 kilo per schijf te houden werden er
vier grote gaten in gezaagd. De hele stellage van 10 schijven en
ophanging had ongeveer een gewicht van totaal 26.762 kilo. Tussen
maart en december 1944 werden door de Whiting Corporation 200 T1E3’s
geproduceerd. Vier prototypen werden in mei naar Europa gestuurd,
twee naar Engeland en twee naar Italië. De twee in Engeland, genaamd
‘Aunt Jemima 1’ en ‘2’, werden gedemonstreerd voor Britse en
Amerikaanse officieren. Major-General Grow wilde er drie voor zijn
6th Armored Division.
Twee T1E3's werden naar het Verenigde Koninkrijk gestuurd voor testen
(de 'Aunt Jemima 1' en Aunt Jemima 2', in mei 1943)
Naast 16 T1E2’s, en 9 Britse Crabs werden er, half juli
1944, 27 T1E3’s gevoegd bij de First Army. Twee T1E3’s werden als
eerst ingezet in een aanval op 29 juli naar Lessay in Frankrijk. De
eerste 12 kilometer leidden zij de weg tot er één een olielek
opliep. Er waren geen mijnen tot dan ontdekt, dus werd de opmars
zonder de T1E3’s voortgezet. Later werden de T1E3’s nog ingezet rond
Brest en tussen Metz en Nancy. Maar de slechte karaktereigenschappen
tijdens het voortbewegen bleven problematisch. Mocht het nodig zijn,
bijvoorbeeld in ruw terrein, dan kon een andere Sherman de T1E3 duwen. Hiervoor was speciaal
aan de achterzijde van de T1E3 een duwbumper aangebracht (zie de foto hierboven en de foto
bovenaan deze pagina).
Een T1E3 op 11 oktober 1944 nabij
Nancy (aan de hand van de GI is goed te zien hoe enorm de
schijven waren)
De opvolger van de T1E3 was de T1E5. Er was aan iedere rol een
extra schijf toegevoegd en de schijven waren aan de rand gekarteld
voor meer grip aan de grond. De schijfdiameter was teruggebracht tot
183 cm (72 inches).
De gekartelde schijven van de T1E5 in de
fabriek van de Whiting Corp.
(met excuses voor de slechte kwaliteit van de foto)
Een ander concept van rollers als anti-mijn voertuigen kwam met
de T1E4. Chrysler gebruikt voor dit principe 16 gekartelde schijven
van 122 cm (48 inches) in diameter. De gehele stellage besloeg de
complete breedte van het looppad, 292 cm (115 inches). Twee armen
van de zijkant van de tank kwamen 2.70 meter voor de M4 samen in een
balconstructie. Via deze constructie werd de stelling met wielen
voortgetrokken. De beweeglijkheid was beter dan die bij de T1E3,
maar niet bijster een grote verandering. Slechts een handjevol werd
geproduceerd juni 1945.
De T1E4 geïnstalleerd aan een M4A3(76mm)
(er werd geadviseerd voor productie een 75mm versie te
gebruiken)
De T1E6 was identiek aan de T1E4 maar de T1E6 was voorzien van
drie ectra schijven zodat ook de M4 tanks met bredere rupsbanden
(zoals bij de HVSS) deze stellage kon gebruiken.
De T2 was een sleurstellage voor de lichte tank M3, en wordt hier
niet verder behandeld. De T2E1, met hetzelfde principe als de T2 (15
schijven in de vorm van een saucijsje die dus niet konden rollen)
werd getest met een M32 maar niet verder ontwikkeld.
Voor het vervolg over de Amerikaanse M4 anti-mijn tanks
kunt u nu op onderstaand model van een
T1E3 KLIKKEN
(Model gebouwd door David Petitpretz)
|