Het gebied ten oosten van Venlo was lange tijd een militair schiet- en
oefenterrein. In de zomer van 1911 werd het terrein opeens een vliegveld
toen het werd opgenomen als etappeplaats in de vliegwedstrijd
‘De Europese Rondvlucht’. Het startte in Frankrijk, om via België en Nederland
in Engeland te eindigen. Vanuit Brussel was de volgende stop Venlo, en dan door
naar Soesterberg en verder.
Tijdens de Europese Rondvlucht, op 27 juni 1911, is de Fransman
Vidart geland op het vliegterrein bij Venlo met zijn Deperdussin-eendekker
Toen drie jaar later, in 1914, de Grote Oorlog uitbrak, werd het terrein
een militair vliegveld, om na 1918 af en toe in gebruik te zijn als vliegveld
voor manoeuvres en rondvluchten door de Defensie. Met de dreiging van een nieuwe
oorlog, met de inval in Polen door Duitsland, zou men denken dat de activiteit
rond Venlo groter zou worden, maar dat was niet het geval, dat zal mede te maken
hebben gehad met dat het snel schenden van het Duitse luchtruim tot heftige
protesten van Hitler Duitsland zou leiden. Op 9 november 1939 kwam toch Venlo
in het nieuws, toen twee Engelse spionnen, Best en Stevens, werden ontvoerd door
een Duits SS commando eenheid. De Britten werden vergezeld door twee Nederlanders,
waaronder luitenant Dirk Klop en chauffeur J.F. Lemmens. Toen het gezelschap op de
afgesproken plek arriveerden, de grensovergang Venlo-Herongen, werden ze tot stoppen
gedwongen door Duits machinegeweervuur. Lt. Klop schoot terug met zijn pistool,
maar werd terstond doodgeschoten. Het zogenaamde Venlo-incident zou mede door
Hitler gebruikt worden als ‘excuus’ om Nederland binnen te vallen op 10 mei 1940,
want bij de aanhouding van de Britse agenten was ook een Nederlandse militair. Lt. Klop,
betrokken geweest, waardoor de neutraliteit geschonden was.
Fliegerhorst Venlo, en de belangrijkste
Luftwaffe velden in dit deel van Nederland
De Duitsers realiseerden zich dat het Ruhrgebied een groot doelwit zou zijn voor de
RAF bommenwerpers, en Fliegerhorst Venlo lag op een strategische route. Het
vliegveld werd tot over de grens van Duitsland uitgebreid.
In september 1940 begonnen de Duitsers het veld van Venlo in te richten
om er nachtjagers onder te kunnen brengen.
Wapenschild I./NJG 1, en rechts Hauptmann Werner
Streib
Om het vliegveld te realiseren werden maar liefst 15.000, voornamelijk Nederlandse,
arbeiders ingezet die werkzaam waren bij Nederlandse aannemers. Er werden drie start-landingsbanen
aangelegd, waarvan twee een lengte hadden van 1450 meter, en een kortere van 1200 meter. Er was
een landingsbaan verlichting welke uit 2000 lampen bestond. Op het bijna 1800 hectaren grote
vliegterrein werd 48 km aan bestrating aangelegd.
De gehele foto beslaat Fliegerhorst Venlo, met onder en
rechts de taxi-en rollerbanen
Op 18 maart 1941 begon het serieuze vliegwerk
bij nacht vanaf de Fliegerhorst Venlo toen I. Nachtjagdgeschwader (I.NJG 1) er
vanaf ging opereren. Gruppe I. van NJG 1 stond onder leiding van Hauptmann Werner
Streib, een vlieger van de Luftwaffe die de eerste nachtjacht overwinning had behaald
op 20 juli 1940, toen hij een RAF Whitley bommenwerper had neergeschoten (hij vloog
toen als Staffelkapitän bij het II./NJG 1).
I./NJG 1 bestond uit 3 zogenaamde Staffeln (squadrons) welke elk 9 Messerschmitt
Bf 110 E-2 toestellen hadden. Per Staffel was 120 man personeel beschikbaar.
Bf 110 'G9 + EH' van I./NJG 1 op
de Fliegerhorst Venlo
Het I./NJG 1 schoten in de nacht van 28 op 29 maart 1941 een Avro Manchester
en een Armstrong Whitworth Whitley bommenwerper neer. Deze bommenwerpers werden
door zoeklichten gevangen, waarop de nachtjagers hen neerschoot. Deze zogenaamde
‘Helle Nachtjagd-tactiek’ resulteerde in de nacht van 10 op 11 april 1941 op het
neerschieten van drie Handley Page Hampden bommenwerpers door Stab I./NJG 1,
waarvoor Hptm Werner Streib er twee voor zijn rekening nam en de derde door Lt.
Hans-Dieter Frank geclaimd werd. Een vierde Hampden, de AD789, van RAF 50 Squadron,
werd die nacht door Leutnant Hermann Reese van II./NJG 1, geclaimd. Maar Reese
botste tijdens het luchtgevecht met zijn Messerschmitt Bf-110 tegen de Hampden,
en beide toestellen stortten neer nabij Neer, in Limburg.
De marconist van Reese, Uffz. Wilhelm Roitczak, kwam hierbij om het leven. Reese ontsnapte
de door door gebruik te maken van de parachute.
Van de Hampden kwamen Sgt J.Ratcliffe, F/S R.A.Royal en Sgt S.R.Cassey om het leven,
terwijl de piloot P/O F.A.Cornish in Duits krijgsgevangenschap verdween.
(sommige bronnen beweren vijf neergehaalde Hampdens, maar daar is geen bewijs voor,
zie ook:
verliesregister-1941.pdf ).
Gestaag liepen de overwinningen op voor het I./NJG 1 tot de teller eind 1941
rond de 100 neergeschoten bommenwerpers stond.
Trots de 'Daumen nach unten', marconist Uffz. Kurt Bundrock en
Oblt. Reinhold Knacke, I./NJG 1., bij hun score, Manchester I, L7423 (OL-S) van 83 Squadron
welke op een missie naar Keulen werd neergeschoten om 22.30 uur op 13 maart 1942. Slechts
twee vliegers overleefden de crash, bij Zeelberg, vijf kwamen om, en één raakte vermist
Vanaf november 1941 werden zoeklichtsectoren met radarstellingen ingericht
rond Venlo. De nachtjagers werden nu directer aangestuurd en waren niet alleen
afhankelijk van in zoeklicht gevangen vijandelijke toestellen. De ‘Dunkle Nachtjagd’
nam aanvang, en toen vervolgens aan I./NJG 1 de Junkers Ju 88C nachtjagers begin 1942
werden geleverd, welke uitgerust waren met de Lichtenstein FuG 202 UHF-band radar,
werd het nachtjachtwapen volwassen. Vanaf een afstand van 3 tot 6 km kon de Duitse
jager zijn doelwit al ‘zien’, als een oplichtend vlekje op twee kathode schermpjes,
en besluipen.
De eerste vier Ju 88C-6b’s die I./NJG 1 ontvingen waren testvliegtuigen.
Na een succesvolle periode van testen werd deze versie in productie genomen.
Opvallend aan de Ju 88C-6b waren de 32-dipool Matratze antennes voor op de neus.
Een voorbeeld van een Junker Ju 88C-6b met
de Matratze antennes
(Illustratie: Revell, 1/72 bouwdoos)
De technische en tactische vooruitgang in het bestrijden van RAF bommenwerpers ging
met sprongen vooruit, mede door de inzet van General der Nachtjagd J. Kammhuber.
Meer over het door Kammhuber ontwikkelde Himmelbett systeem
KLIK HIER
Met de druk van bommenwerpers over de bezette gebieden naar Duitsland en andere
strategische doelen in West Europa, dwongen de Duitsers de nachtjagers steeds verder
te professionaliseren. Vooral de De Havilland Mosquito was een bijna ongrijpbare bedreiging dat
een vliegtuig verlangde dat deze snelle jachtbommenwerper kon verschalken.
Ondanks de tekortkomingen, werden de Duitse nachtjacht vliegers nationale helden met
hun scores op de Britse bommenwerpers. Waren de nachtjagers in het begin van
de oorlog nog aangepaste bestaande vliegtuigen, zoals de Bf 110, en de Ju 88,
General Kammhuber zorgde voor een versnelde ontwikkeling en levering van een
speciaal voor het nachtjacht doel ontworpen vliegtuig, de Heinkel He 219.
De opvallende neus van de nachtjager
Heinkel He 219
Generalfeldmarschall Erhard Milch, hoofd van het Reichsluftfahrtministerium,
had een eerder ontwerp van Heinkel, de P.1055 verworpen, maar General Kammhuber
zocht een nachtjager die alles in zich moest hebben wat andere bestaande toestellen
hadden, maar dan alleen geschikt voor de nachtjacht taak. Heinkel verbeterde het
eerste ontwerp, en het eerste prototype vloog op 6 November 1942. Op 19 november
liet Heinkel de P.1060 aan General Kammhuber zien, die gelijk enthousiast was en
liet het, zonder toestemming van Generalfeldmarschall Milch, direct
in productie nemen als de He 219 A-0.
Milch trachtte verschillende malen de productie van de He 219
te stoppen, wat tijdelijk lukte, maar vanwege de trage levering van de Junkers
Ju 388, ging de productie toch door. Milch was zo razend dat hij het wel voor
elkaar kreeg om Kammhuber uit zijn positie te laten verwijderen.
General Josef Kammhuber en
Generalfeldmarschall Erhard Milch
Het was een opvallend ontwerp, de Heinkel He 219, welke de toepasselijke nachtjager
naam ’Uhu’ kreeg. Het was het eerste Duitse ontwerp van een operationeel
vliegtuig dat een neuswiel configuratie kreeg. Ook nieuw was dat de cockpit uitgerust
was met schietstoelen. De radar die in het toestel bezat was ondergebracht was de
verbeterde Lichtenstein SN-2 VHF-band onderschepping radar.
De eerste He 219 A-O hadden een bewapening van twee 2cm MG 151/20 kanonnen
in de vleugels, dicht op de romp, zodat een propeller synchronisatie niet nodig was.
Verder was er een bak onder de romp waarin vier 2cm of 3cm kanonnen waren onder gebracht.
Van de persoonlijke Heinkel He 219 van Hauptmann Werner
Streib is ook een bouwdoos van Revell in de handel
Eén van de eerste eenheden die de Heinkel He 219 ontvingen om te testen,
was I./NJG 1 op Venlo. Hier werden begin juni 1943 de prototypes, de V7, V8 en de V9 bezorgd.
In de nacht van 11 op 12 juni 1943 vloog Werner Streib,
met achterin Obergefreiter Helmut Fischer,
in de He 219 A-O V9 toen hij tussen 01.05 en 02.22 uur vijf Britse bommenwerpers
wist te vernietigen. Hieronder was een Halifax II van 78 Squadron en een
Lancaster II van 115 Squadron.
Een
Halifax Mk II van het RAF 78 Squadron
Tijdens de landing van V9 ging het mis, de voorruit van zijn
cockpit raakte beslagen en Streib zag de landingsbaan te laat, selecteerde
flaps met te hoge snelheid, en crashte vervolgens hard op de baan. De complete
cockpit sectie werd afgerukt, maar beide inzittenden
kwamen met de schrik vrij, maar het toestel was compleet aan stukken.
De afgerukte cockpit sectie van de
He 219 A-O V9 van Streib en Fischer
(Foto: Modelarstwo z pasja)
Samen met de V9, en in de dagen na de crash van V9, zouden de twee andere toestellen,
de V7 en V8 verantwoordelijk zijn voor een totaal van 20 RAF vliegtuigen. Hieronder zouden zes
De Havilland Mosquitos geweest zijn.
(al zijn er van deze zes geen officiële vermiste toestellen bekend in de RAF
dossiers en zover bekend zou de eerste Mosquito pas in mei 1944 door een
He 219 worden neergeschoten).
Een model van de 3cm MK 108 Schräge Musik
(Klik op de foto voor een tekening)
(Model: Partwork Models Forum)
Een verbeterde versie, de He 219 A-2 was vaak uitgerust met
Schräge Musik, twee rechtop staande, iets naar voren schuin
geplaatste, 3cm MK 108 kanonnen, waarvan de lopen juist achter de vleugel
door de romp staken. Als deze kanonnen geplaatst waren, dan waren er in de
bak onder de romp slechts twee kanonnen geplaatst. De met Schräge Musik
uitgeruste toestellen slopen onder Britse bommenwerpers, welke ‘blind’
waren aan de onderzijde, en openden het vuur op de romp en vleugels vol
brandstof om vervolgens snel weg te draaien om niet het slachtoffer te
worden van de brokstukken van de aangeschoten bommenwerper.
De I./NJG 1 He 219 A-O van Kommandeur Paul Förster op de Fliegerhorst Venlo
Van de He 219 A-2 zouden
85 stuks worden gebouwd voor de productie stopte in november 1944.
De laatste grote order, geplaatst in november 1944, voor een wederom verbeterde
He 219, de A-7, was voor 210 toestellen, maar hoeveel hiervan zijn gebouwd
is niet bekend, omdat de gegevens verloren zijn gegaan. De totale productie van de
He 219 wordt in verschillende publicaties tussen de 268 en 300 toestellen geschat.
Klik hieronder
op de He 219 om naar de volgende pagina te gaan,...
|