1. Zuidelijke
caissondeur, doel Campbeltown 2. Machinekamer zuidelijk
caisson 3. Pomphuis 4. Noordelijke sluisdeur, doel
commando eenheid 5. Machinekamer noordelijk caisson 6.
Oude oostelijke sluis 7. Strekdam, ´The Old Mole´ 8.
Twee sleepboten, doel groep Pritchard 9. Hefbrug zuidelijke
sluis 10. Verzamelplaats krijgsgevangen ML
306 11. Krachtstation 12. U-Boot
bunkers
De strijd rond de
haven
Nu de Campbeltown op het caisson was gezet, werd
getracht de commando’s aan land te zetten vanuit de 16 Motor
Launch boten. De ML’s kregen het zwaar te verduren, de houten
scheepjes waren niet opgewassen tegen de Duitse granaten. De
ML 192 knalde brandend op een aanlegsteiger, slechts
vijf commando’s aan boord overleefden deze klapper. Ook ML
262 werd in brand geschoten en ging verloren nabij de oude
oostelijke sluis (Nr. 6 op bovenstaande tekening). Ook de
ML 267 kon weinig uitrichten. Slechts drie van de elf
commando’s aan boord konden het scheepje verlaten voor het
brandend terugtrok. Op de ML 268 was het nog erger. Van
deze brandende Motor Launcher wisten slechts twee de wal te
bereiken.
De strekdam 'The Old
Mole', punt van zeer bloedige
strijd
Ook de strekdam, ‘The Old Mole’, (Nr.7 op bovenstaande
tekening) met de vuurtoren was een doelwit om commando’s aan
wal te zetten. De ML 270 voer stuurloos rond en kon
haar bemanning niet lossen. De ML 447 werd door felle
tegenstand terug gedreven en moest enige tijd later door de
brand aan boord verlaten worden. De ML 457 wist wel een
aantal van haar commando’s op de strekdam af te zetten. De
ML 307 miste haar losplaats en moest terugtrekken. Ook
drie volgende Motor Launchers moesten terugtrekken door het
felle vuur van de Duitsers.
Links van de later gebouwde
sluisbunker, ligt de oude sluis,
doelwit van de motortorpedoboot MTB 74
Met het succes van de Campbeltown op het caisson,
kon de MTB 74 haar torpedo’s afvuren op de oude sluis.
Ze zouden niet gelijk ontploffen maar via tijdontsteking later
exploderen. Na het wegdraaien van haar doel, trachtte de
MTB 74 twee drenkelingen te redden. Tijdens deze actie
werd ze geraakt door drie granaten en werd volledig verwoest.
Van de 36 bemanningsleden overleefden, maar wel gewond, slechts
commandant Wynn en twee andere opvarenden dit drama.
De commando’s gaan
aan het werk
De commando’s die aan wal waren vochten als duivels. Overal
dreunden explosies en vlogen kogels en granaten rond op zoek
naar breekbare doelen. Luitenant Chant, reeds gewond geraakt
aan boord van de Campbeltown, leidde zijn ploeg naar
het grote pompstation (Nr. 3 op de tekening). Met explosieven
werd de deur eruit geblazen en de mannen daalden 12 meter af
naar de pompen voor het dok. De explosieven werden aangebracht
en de mannen maakten zich uit de voeten. Negentig seconden
later ontplofte de hele bende. Een andere groep, onder leiding
van luitenant Smalley blies het machinegebouw met lieren voor
het zuidelijke caisson tot een ruïne (Nr. 2 op de tekening).
Het noordelijke
machinegebouw met succes opgeblazen
Twee andere teams, onder leiding van luitenant Robert J.G.
Burtenshaw, wisten het noordelijke caisson te bereiken. Twaalf
ladingen van 8 kg springstof beschadigde het noordelijke
caisson. Helaas vielen er veel slachtoffers onder de
commando’s door mitrailleurvuur van onder andere twee schepen
die in het dok lagen. Zeven man sneuvelden, waaronder
Lt. Burtinshaw. 1ste Luitenant Corran Purdon bracht met vier man
springladingen aan bij het noordelijke windwerkgebouw (Nr. 5
op de tekening) en liet het met succes exploderen.
De kade bij het
noordelijke caisson, Toen en Nu
Na de vernielingen was het de bedoeling terug te trekken op
de oude oostelijke sluis waar men gerepatrieerd zou worden.
Maar Luitenant-kolonel Charles Newman, die hier zijn
hoofdkwartier had ingericht, kon geen contact krijgen met
commander Ryder op de MGB 314. Geen wonder, de MGB lag
onder zwaar vuur. Ondanks de Duitse kogels wist matroos Bill
Savage achter zijn onbeschermde pom-pom de geschutsopstelling
op de strekdam uit te schakelen. De dodelijke gewonde Savage
kreeg voor zijn actie postuum het Victoria Cross. Vanwege de
talrijke doden en gewonden aan boord, besloot Ryder met een
zwaar hart terug te trekken.
Na de strijd krijgsgevangen commando's Toen en Nu
Op de strekdam ‘The Old Mole’, had alleen de ML 457 een groep
commando’s onder leiding van Bill Pritchard weten af te
zetten. Deze wisten twee sleepboten op te blazen die afgemeerd
lagen in de zuidelijke hoek van het U-Boot Basin de St-Nazaire
(Nr.8 op de tekening). Toen Pritchard polshoogte wilde nemen
bij het krachtstation aan de andere zijde van de zuidelijke
sluis, liep hij tegen een Duitser aan die gelijk toestak met
zijn bajonet. De Duitser werd direct gedood door korporaal
Maclagan, maar Pritchard stierf ook ter plekke.
De hoek van de binnenhaven waar de twee
sleepboten werden opgeblazen, op de achtergrond de U-Boot
bunker
Ongeveer 100 commando’s probeerden het rendez-vous punt van
Luitenant-kolonel Newman bij de oude sluis te bereiken. Maar
Newman begreep uit de talloze brandende wrakken op het water
dat van inschepen geen sprake meer kon zijn. De enige
ontsnapping uit het havengebied was de grote hefbrug van de
zuidelijke sluis (Nr. 9 op bovenstaande tekening).
Zwarte nacht wordt
donkere dag
Toen duidelijk werd dat men over land moest ontsnappen,
verdeelde Newman de eenheden in kleine groepen om te trachten
via land wellicht Spanje te bereiken. Het was rond 05.00 uur
dat de eerste groepen zich richting de zuidelijke sluis en de
grote hefbrug begaven. De Duitsers hadden het havengebied met
5000 man afgegrendeld. Er leek geen ontkomen mogelijk. Newman
wist met een groep over de hefbrug te komen, maar moest met
zijn gewonden schuilen in een kelder, waar ze later werden
opgepakt.
De strijd rond de
hefbrug is voorbij, Toen en Nu
Terwijl de laatste commando’s gevangen werden genomen,
betraden de eerste Duitsers de Campbeltown. Er was
berekend door de commando’s dat rond 09.30 uur de springlading
aan boord zou ontploffen. Toen de gevangen niets hoorden, was
de teleurstelling groot onder de overlevenden. Men ging er dan
ook vanuit dat de Duitsers de springlading gevonden had en
onschadelijk gemaakt. Maar niets was minder waar, ondanks dat
er een grote groep Duitsers het schip doorzochten, herkenden
ze de verborgen lading niet.
Kort voor de Campbeltown explodeerde waren
er nog Duitse officieren op het dek (let op het kanon links, deze is bewaard gebleven als monument)
Om 10.35 uur dreunde en
schudde het hele havengebied van St-Nazaire toen de Campbeltown dan toch explodeerde.
Het caisson
bezweek en het zeewater golfde naar binnen. In een straal van
anderhalve kilometer regende het staal en menselijke resten.
Het achterstuk van de Campbeltown werd het droogdok
ingezogen. Zeker 95 Duitsers verloren het leven in de
explosie.
Stukken van de
Campbeltown lagen 70 jaar na dato nog steeds bij het
caisson!
De geschokte Duitsers, die dachten met het oppakken van de
commando’s een einde aan de schermutselingen gemaakt hadden,
waren zich niet bewust van nóg een tikkende tijdbom. Terwijl
de rest van zaterdag de 28ste maart en de zondag weer wat rust
weerkeerde, mochten op de maandag ook de Franse arbeiders weer
het gebied binnen. Die middag, maandag 30 maart dreunde om
16.00 uur weer de haven van St-Nazaire. Direct werden
patrouilles uitgestuurd, want men dacht dat het Franse verzet
een aanslag pleegde. Even later was daar weer een enorme
explosie. Het waren de twee torpedo’s van de MTB 74 die
al die tijd rustig hadden liggen wachten. Met succes werden de
oude sluisdeuren ontwricht. Het verdere resultaat was dat
Duitse patrouilles schrikachtig op alles schoten wat maar
bewoog, zelfs op andere Duitse patrouilles.
Cpl. Bert Shipton van No.9 Cdo helpt de gewonde
L/Sgt 'Dai' Davis van 3 troop No.2 Cdo
De strijd van de ML's
Van de 16 ML’s wisten 7 te ontsnappen uit het Duitse
vuur van Saint-Nazaire. De ML 306 werd 45 mijl uit de
kust onderschept door de Duitse torpedobootjager Jaguar
(één van de vijf uitgezonden jagers die het konvooi zochten).
Commandant van de ML 306, luitenant ter zee 2de klas
Ian Henderson liet de motor uitschakelen in de hoop te
ontsnappen in het duister aan de Jaguar. Maar de
donkere schaduw aan bakboord ontging de Duitse jager niet.
Deze deed het zoeklicht aan en ving de barkas in haar straal.
Direct werd er over en weer vuur gewisseld. Maar de ML was
geen partij voor de Duitse jager.
Een gezonken Motor Launch smeult nog na,...
De verliezen aan boord van de ML 306 liepen snel op.
Toen Kapitänleutnant Paul van de Jaguar trachtte de
barkas te rammen wist de ML deze manoeuvre te ontwijken, al
verloor ze door deze actie vier man die overboord sloegen.
Geërgerd liet Paul het zware luchtdoelgeschut inzetten op de
ML 306. Toen matroos 1ste klas Alder achter het
tweeling Lewis luchtdoelmitrailleur gewond raakt, nam de 23 jarige sergeant
Tom Durrant het wapen over. Durrant was al verschillende malen
getroffen tijdens de gevechten rond het havengebied, maar was
onverzettelijk. Paul riep via een scheepstoeter om de overgave
van de ML, dat beantwoord werd met een treffer in de brug, die
bijna Paul trof. Toen het vuur van de Duitser intensiever werd
en er nog maar 12 man min of meer ongeschonden waren, gaf 1ste
luitenant Swayne, commandant van de vernielingsploeg voor de
zuidelijke sluisdeuren aan dat het genoeg geweest was. De
Jaguar nam de mannen aan boord. De gevangen werden
teruggebracht naar hetzelfde punt dat ze als oorspronkelijke
doel hadden, de zuidelijke sluistoegang (Nr.10 op bovenstaande
tekening). Sergeant Tom Durrant zou korte tijd later aan zijn verwondingen bezwijken.
De krijgsgevangen van
de ML 306 bij de zuidelijke sluis, Toen en
Nu
Ondertussen wisten de ML 156, ML 270 en de ML
446 het rendez-vous punt te bereiken met de twee Britse
torpedobootjagers. De bemanningen werden van boord gehaald en
de barkassen tot zinken gebracht om verdere vertraging tegen
te gaan. De ML 160, ML 307 en de ML 443
waren de enige ML’s die hun thuishaven wisten te bereiken.
Obergefreiter Lammert, van de kust verdediging,
ontvangt het IJzeren Kruis 2de Klas,
uit handen van admiraal Raeder
- Commonwealth begraafplaats
in Escoublac-La Baule -
Van de 611 man die waren uitgevaren, vonden 169 de dood en
raakten 200 in krijgsgevangenschap. Er werden vijf Victoria
Crosses uitgereikt, waaronder twee postuum. Commander Ryder
(commandant zeemacht St-Nazaire raid), Commander Beattie
(commandant van de Campbeltown) en matroos 1ste klas Savage
(postuum, schutter MGB 314) ontvingen het VC in de
oorlog. Newman (commandant No 2 Commando) en Durrant (postuum,
schutter ML 306) ontvingen in juni 1945 alsnog het
VC. En, ongelooflijk maar waar, vijf commando’s wisten te
ontsnappen uit Saint-Nazaire en via Spanje en Gibraltar terug
te keren naar Engeland.
Commonwealth begraafplaats
in Escoublac-La Baule
Petty Officer L. Kemp DSM
(Campbeltown), Lt. E.H. Beart
(MLS 267), A. Ross (Campbeltown)
Als u toch een bezoek brengt aan Saint-Nazaire, en
de plekken bezoekt aangaande Operation ‘Chariot’, ga dan ook
even langs de Commonwealth begraafplaats in La Baule. Dat lijkt
gemakkelijker dan gedaan, en een goede navigatie is essentieel.
De begraafplaats Escoublac ligt aan het einde van de Avenue du
Clos d’Ust in La Baule (ten zuiden van het vliegveldje van Escoublac-La Baule).
Zoals u zult zien, ligt het terrein er fraai onderhouden bij, maar zijn veel
stenen aangetast en nodig aan vervanging toe.
De steen van Victoria Cross drager Sergeant Tom Durrant VC
(rechts)
Ondanks dat de Duitsers overrompeld waren door de commando
actie, zorgden ze wel voor een gepaste plechtigheid tijdens
de begrafenis van omgekomen commando’s. Een deel van de
slachtoffers werd ter aarde besteld op de begraafplaats Escoublac
in La Baule. Deze werd bijgewoond door twintig gevangen genomen
Britse commando’s die aan de raid hadden deelgenomen. Naast 1ste
luitenant Burtinshaw, gesneuveld bij het noordelijke deel van het dok,
ligt hier ook Serjeant (sergeant) T.F. Durrant VC. Het waren niet de
eerste slachtoffers van oorlog die hier werden begraven. De eerste
militairen werden in 1940 op Escoublac begraven, waaronder slachtoffers
van de scheepsramp RMS Lancastria. Onderhouden gedurende de oorlog
door Louise Jaouen, een dame uit de buurt, werd de begraafplaats na
de oorlog een officieel Commonwealth War Graves Commission toegekend.
Newman en Ryder
leiden overlevenden van de raid in 1947 over de hefbrug, Toen
en Nu
Men kan zich achteraf altijd de vraag stellen; ‘was het
offer gerechtvaardigd?’ In ieder geval was het doel bereikt.
De Tirpitz of ander schip kon de gehele oorlog geen
gebruik maken van het droogdok. De Duitse verliezen in
St-Nazaire tijdens de raid waren aanzienlijk, 42 doden en 127
gewonden tijdens de gevechten, plus ongeveer (geschatte) 95
doden bij de ontploffing van de Campbeltown. Ook was
aan de Duitsers getoond dat de havens van het bezette gebied
benaderbaar waren. Het betekende extra mankracht voor de
bewaking van dit soort gebieden. Manschappen die niet ingezet
konden worden aan het directe front.
Gedenknaald voor de omgekomen 'Operation Chariot' manschappen (Place du Commando)
Aan de kustweg naar het westen vanuit St.-Nazaire, ligt de Place du Commando. Hier is een gedenknaald
opgericht ter nagedachtenis aan Operation Chariot. Als blikvanger is naast de naald het geborgen
kanon van de Campbeltown opgesteld.
Naast de gedenknaald, het
kanon van de Campbeltown als herinnering, Place du
Commando
In 1968 werd er een niet al te beste speelfilm gemaakt met de titel 'Attack on the Iron Coast'. Ook al wordt er in de film zelf geen
melding van gemaakt dat het Operation Chariot betreft, het is overduidelijk geinspireerd door Operation Chariot.
Meer over deze film: KLIK HIER.
Op de volgende pagina’s aandacht voor het havengebied
van Saint-Nazaire.
Klik op onderstaande foto van de Sluisbunker
en u wordt er naar
toegebracht.
Voor een andere commandoactie kunt u naar
Bruneval
|