Stirling operaties
Stirlingcrash, Venhuizen, november
1944
- HET
BEGIN -
Prototype
L7600, de eerste
In 1936 gaf de RAF Air Staff, van Groot-Brittannië, Specification B12/36 uit wat
moest leiden tot de eerste viermotorige bommenwerper voor de
RAF. De specificatie gaf aan dat het toestel minstens 1.500
mijl (2400 km) moest kunnen vliegen met een bommenlast van 1000 kg. De
snelheid moest rond de 230 mijl per uur (370km/u) liggen op een hoogte
van ongeveer 28.000 voet (een 8.5 kilometer). Short was
een van de elf bedrijven dat gevraagd werd om een voorstel in
te dienen. De voorstellen van Short en Supermarine waren van
dien aard dat alleen deze twee uitgenodigd werden om modellen
te bouwen. Mr. Lipcombe, Chef Ontwerper van Short, vroeg
toestemming om een spanwijdte van de vleugels van iets onder
de 100 voet (30.48 meter) te verlengen naar 112 voet (34.13 meter). Dit werd geweigerd
door het Air Ministry daar de toekomstige bommenwerper in de bestaande hangaars moest
passen. Dit bracht mee dat in de vlieghoogte en afstand moest
worden ingeboet. In 1938 bouwde Short eerst een halve-schaal model voor ze een prototype
op ware grote ging bouwen.
Het halve schaalmodel van de Stirling
De eerste vlucht met dit model was op 19 september 1938 met als
testpiloot John Lankester (what's in a name) Parker aan het
roer. Door de ervaring met het schaalmodel begon Short al
snel met de bouw van twee prototypen op ware grote. Het
Ministerie van Luchtvaart zag dat Short veel verder was met de
ontwikkeling dan Supermarine en plaatste een order tijdens de bouw van de
prototypen voor 100 Mk I's. Op 14 mei 1939 maakte prototype L7600
haar eerste vlucht. Na een prachtige start en geslaagde
testvlucht zakte het toestel tijdens de landing door het
landingsgestel en werd afgeschreven.
Prototype
L7600, 'door de hoeven' en afgeschreven
Het tweede prototype, L7605, maakte de eerste vlucht op 3
december 1939, met een verbeterd landingsgestel (het bleef
wel een zwak punt bij de Stirling).
IN
PRODUCTIE
Stirling Mk
I
Door het toegenomen gewicht bleek bij een volbelaste
Stirling Mk I, uit de eerste productie, de snelheid slechts op
165 mijl te liggen op een maximum hoogte van slechts 10.000
voet (ongeveer 3 kilometer). Om die hoogte te bereiken was 34
minuten nodig! De schuld werd bij de motoren gelegd al was de
geringe spanwijdte ook een factor.
Het enorme wiel
van het hoofdlandingsgestel
De bewapening bestond uit
een neuskoepel van Frazer Nash FN5A met twee 7.6 mm
machinegeweren en in de staart een FN20A, ook met vier 7.6 mm
machinegeweren. In de eerste versie van de Mk I verdween al
snel de intrekbare geschutskoepel onder de buik. Het bleek
dat deze koepel teveel weerstand opwekte in de luchtstroom. In
de Serie III van de Mk I werd er een geschutskoepel op de rug
van de Stirling geplaatst. Deze 81ste productie machine werd
uitgerust met de Frazer Nash FN7A koepel die twee 7.6 mm
machinegeweren herbergde. Ook werd deze Serie III uitgerust met
de sterkere Bristol Hercules XI motoren die een kracht hadden
van 1500 pk, tegen de 1425 pk lichtere Hercules II.
De
geschutsopstellingen achter de cockpit van de Stirling
(Illustratie; Perry Manley)
Stirling Mk
II
Van de Stirling Mk II werden slechts vier prototypen
(om)gebouwd om te onderzoeken of de Wright Cyclone R-2600-A5b,
die een kracht van 1600 pk had, een geschikte motor was. Dit
in verband met een eventuele productie in Canada. Na een test
bleek dat de motoren geen duidelijke verbetering waren en het
gehele Mk II project werd afgeblazen.
Het tweede prototype
van de Stirling Mk II>
Stirling Mk
III
Gedurende 1942 werd besloten een zwaardere motor te
plaatsen, de Hercules VI met een kracht van 1635 pk. De
maximumsnelheid werd gemeten tot 270 mijl per uur op
14.500 voet, zo'n 32 mijl sneller dan de eerste Serie van de
Mk I. De eerste productie machines van de Mk III gingen naar het No.15
Squadron. Deze toestellen waren uitgerust met de Frazer FN50A
ruggeschutskoepel die lager was en een rondom zicht verschafte
aan de schutter.
Let eens op de dubbele staartwielen
In het voorjaar van 1943 bleek uit onderzoek
dat de verliezen van de Stirling schrikbarend hoog waren.
Iedere missie koste 10 tot 15 % verliezen, dit lag bij de
Lancaster en Halifax beduidend lager. Er werd getest met een
.50 mitrailleur in het achterste ontsnappingsluik en dit
bleek effectief. Zo snel mogelijk werden er plannen gemaakt
de Stirlings uit te rusten met deze extra bewapening. Enkele
Stirlings van het 149 en 199 Squadron werden als zodanig
uitgevoerd, maar het werd niet serieus verder doorgezet.
No.199
Squadron werd ingedeeld bij 100 Group en uitgerust met de
Stirling Mk III. Het squadron specialiseerde zich in het storen
van Duitse radar, doormiddel van elektronische storing (bekend
als 'Mandrel') en het droppen van allumiumstroken genaamd
'WINDOW'. De eerste Stirling 'Mandrel' missie werd in de late
avond van de 5de juni 1944 (de dag voor D-Day) uitgevoerd.
Een mooi shot van Short
Stirling Mk III, BF509
Stirling Mk
IV
Het gebruik van parachutisten en aanvalstroepen per
zweefvliegtuigen was duidelijk een succes gebleken gedurende
de oorlogsjaren. De Stirling was ooit ontworpen met in het
achterhoofd het droppen van parachutisten. De kleine deur
verhinderde echter grote groepen te laten springen. Toch werd
de Stirling soms ingezet als zodanig door kleine eenheden
achter vijandelijke linies te droppen. De geallieerden zochten
een toestel om zwevers te trekken. De Waco CG4A kon gemakkelijk door
een C-47 versleept worden. Maar om de zware Britse Horsa en Hamilcar zwevers te trekken waren
viermotorige vliegtuigen vereist.
Wing Com. G.E Harrison (links) van 190 Squadron
onder zijn Mk IV na terugkeer van Nijmegen, waar hij Horsa zwevers heeft gebracht
ter ondersteuning van Operation Market-Garden (Harrison en zijn bemanning
kwam om op 21 sept.'44)
De Stirling bleek na een
test uitermate geschikt om deze zwevers te trekken en de Mk IV
was een feit. Om een betere prestatie te leveren werd de
ruggeschutkoepel en de neuskoepel verwijderd. Om nog meer
gewicht te besparen werd tevens de brandstof inhoud
van 10.000 liter terug gebracht naar 5200 liter. Ruim
voldoende om die doelen te bereiken die gepland werden in die tijd.
Het trekken van de zwevers ging de Stirling goed af, maar de traag vliegende toestellen op geringe hoogte
zouden vooral tijdens Operation Market-Garden in september 1944 zware verliezen lijden, zoals die van
No.190 Squadron welke op 21 september 7 kisten verloor van de 10 ingezet, waaronder de Stirling van
Wing Commander G.E Harrison, van 190 Squadron, waarbij hij en zijn gehele bemanning het leven lieten.
Bij deze Stirling Mk IV zijn de extra
koelvinnen te zien achter de spinner
De zweefvliegtuigtrekker kreeg als aanduiding de Plan 'A'
(omgebouwde Mk III), Plan 'B' Stirlings waren nieuw gebouwde Mk
IV's. Plan 'C' Stirlings waren Mk V die geheel gebouwd werden
voor vrachtvervoer (zie de pagina over de crash van Stirling LK195 bij Venhuizen).
De
Mk IV werd tevens beter geschikt gemaakt om parachutisten te
droppen door een grotere deur te installeren en voorzien van een glijstang
onder romp om de lijnen van de parachute te geleiden zodat
deze niet tegen de romp zouden slaan. Bij enkele Stirlings
werd later ook de staartkoepel verwijderd. Tussen januari en
juli 1944 ontvingen zes squadrons de Mk IV, allen geïntegreerd
in No.38 Group.
Stirling Mk
V
Gedurende het jaar 1943 werden er plannen gemaakt om een
Stirling versie te maken die alleen vracht en
passagiersvervoer zou doen. Een standaard Stirling Mk III
(LJ530) werd omgebouwd. De neuskoepel verdween en werd van
scharnieren voorzien zodat de gehele neus open kon draaien om
vracht naar binnen te laten. Aan de stuurboordzijde werd een
grote deur geplaatst voor het beladen van grote maten
pakketten. De deur, die naar beneden opendraaide, fungeerde
tevens als oprit. Ook werden er meer ramen in de romp
geplaatst.
Een Stirling Mk V
Tot het einde van de oorlog werden de Strilings
gecamoufleerd, maar zodra de oorlog voorbij was werd de verf
verwijderd wat de snelheid ten goede kwam. De Bristol Hercules
XVI motor wist de Stirling Mk V een snelheid van 280 mijl (450 km/u) te
geven. Met een totaal gewicht tot 35.000 kilo kon het tot een
hoogte van 18.000 voet (5.4 km) stijgen, tot een afstand van
3000 mijl (± 4800 km). In plaats van vracht konden er ook 20
parachutisten in volle wapenuitrusting mee, of 12 brancards
samen met 14 zittende passagiers.
Stirling Mk V (S.29), OO-XAK van Air Transport
in 1948 op Melsbroek
In mei 1945 werd een Mk V geluidswerend gemaakt om te zien
of de burgerluchtvaart belangstelling had voor een civiele
Striling. Helaas koos de BOAC de omgebouwde Halifax als
civiel toestel. Uiteindelijk na twee jaar wist Short 12
civiele Stirlings te verkopen aan België. Deze zetten de
toestellen in naar het Verre Oosten, maar na een jaar werden
de Stirlings al weer terug getrokken uit de service. Drie Stirlings
vonden hun weg naar Egypte waar deze
weer werden omgebouwd tot bommenwerper om tegen Israel ingezet te worden.
De 1000ste Stirling, een Mk IV,
uit de fabriek van Short, Belfast
In totaal werden 2383 Stirlings gebouwd, maar er werden 2372 Stirlings geleverd.
De RAF bleef nog tot midden 1946 met de Stirling opereren,...
maar toen was het afgelopen,... voor de eerste Britse viermotorige
bommenwerper.
Klik op onderstaande Short Stirling en u 'vliegt'
naar de volgende pagina!
|