De superieure kwaliteiten die de Fw 190 had boven de Spitfire vroegen om een oplossing.
Eén van de oplossingen was het
doorgronden van de Fw 190 en daartoe moest men zo'n jager intact zien te krijgen. Er werd een plan opgesteld voor
het stelen van zo'n machine van de Duitsers. Tijdens een commando actie (bedacht door Philip Pinckney) zou een piloot
(bij voorkeur Jeffrey Quill, test piloot van Vickers) een Fw 190 stelen en overvliegen naar Engeland. De kans van
slagen was nagenoeg nul.
De Fw 190A-3 van Faber op RAF Pembrey
Gelukkig voor alle betrokken landde Gruppen-Adjutant van III/JG 2 Oberleutnant Armin Faber
op 23 juni 1942 op RAF Pembrey, Wales met zijn Fw 190A-3 (W.Nr. 313). Hij had per vergissing het Bristol Kanaal
aangezien voor het Engelse Kanaal. Faber, een administratief medewerker die vliegwerk mocht verrichten, vloog
bij uitzondering die dag en raakte na een luchtgevecht, waarbij hij de Spitfire van Sergeant František Trejtnar
310 (Tsjechië) Squadron wist neer te schieten. Trejtnar wist met verwondingen per parachute uit de getroffen
Spitfire te landen. Na de landing op RAF Pembrey werd Faber gevangen
genomen en na verhoren overgebracht naar Canada in krijgsgevangenschap.
Group Captain Hugh Wilson, de piloot die aangesteld was om buitgemaakte vijandelijke toestellen te testen, zou de W.Nr.313
naar RAF Farnborough vliegen, mits hij beloofde niet te crashen tijdens deze vlucht. Dit kon Wilson niet beloven, en de
313 werd deels ontmanteld en over de weg naar RAF Farnborough gebracht.
De Fw 190A-3 in Britse kentekens en met het serienummer MP499
De Britten gaven het een eigen camouflage en het serienummer MP499. Vanaf het Royal
Aircraft Establishment op Farnborough werd er uitvoerig getest. Later ging het toestel naar RAF Duxford om tijdens
gesimuleerde luchtgevechten meer testen uit te voeren. In totaal werden, tussen 3 juli 1942 en 29 januari 1943,
29 vluchten met de 313 gemaakt. 18 september 1943 werd het toestel uitgefasseerd en vervolgens gesloopt,...
Het zou niet de enige Fw 190 zijn die in Geallieerde handen zou vallen. Nog tijdens de oorlog en daarna werden
verschillende 'Würgers' getest, door zowel de Amerikanen als de Russen (zie hieronder). Alleen de
Fw 190 van Faber was een jager, de anderen die buitgemaakt werden waren jachtbommenwerpers of lange afstand bommenwerpers.
Een Fw 190A-8/R2, van II/JG 4, buitgemaakt
op St.Truiden, België
Hierboven is nog een mooi voorbeeld te zien, geïllustreerd met twee kleurenfoto's, van
zo'n buitgemaakte Fw 190 op St.Truiden (St.Trond), in België. Tijdens Operatie Boemplatte in januari 1945
werd de Fw 190A-8/R2 van II Gruppe/JG 4, gevlogen door Gefreiter Walter Wagner, getroffen door afweervuur
en moest zodoende een noodlanding maken.
De Fw 190A-8/R2 werd ter plekke aan een test onderworpen. Vervolgens werd het toestel
rood geschilderd en voorzien van Amerikaanse kentekens zodat het herkenbaar was als 'nu in Geallieerde handen'.
De Fw 190A-8/R2, van Gefreiter Walter Wagner nu in rode verf,...
'Die Langnasen-Dora'
Het logische vervolg op de Fw 190A zou de Fw 190B moeten worden.
Er werd een verbeterde motor in geplaatst, de BMW 801D-2, en een drukcabine. Na drie
prototypes werd het concept opgegeven vanwege de problemen met de drukcabine. Ook de
opvolger van de B-versie, de Fw 190C, was uitgerust met een DB603 lijnmotor met
Hirth 9-2281 turbocompressor en ringvormige radiators. Dit geheel dreef een vierbladige propeller aan.
Dit concept voor de Fw 190C werd na vijf prototypes opgegeven in 1944.
Werktekening voor de Fw 190C-V18
(Klik op de foto voor een vergroting)
Terwijl de constructeurs nog bezig waren met de
Fw 190B en 190C, was men In het voorjaar van 1943 begonnen naar de ontwikkeling van
de Fw 190V17, V18 en V19 prototypen. Vanwege de luchtinlaat en de intercooler in een uitbouw
onder de romp, kregen deze toestellen de bijnaam 'Känguruh' (kangaroe). De hete uitlaatgassen
werden via een lange uitlaat over de vleugels naar achteren geleid.
Deze testtoestellen zouden uiteindelijk ontwikkeld worden
tot de Fw 190D. De luchtinlaat onder het toestel verdween weer en kreeg een plekje achter de motor aan stuurboordzijde.
Ook de uitlaten werden de zes standaard korte uitlaatjes.
Prototype van de Fw 190C-0 V18/U1
De lange neuzen die zo kenmerkend was voor dit type, waren een gevolg van het aanbrengen van
de Junkers Jumo 213A-1 omgekeerde V12 motoren die de
Fw 190D aandreven. Deze Jumo had een kracht van 1776 pk maar kon worden opgevoerd tijdens de
vlucht tot 2240 pk door water/methanol injectie toe te dienen.
De eerste echte productietoestellen, de Fw 190D-9's hadden twee 20mm kanonnen
en twee 13mm MG's. Ook al was het een heel nieuw concept voor de Fw 190 serie, de toevoeging '9' bleef
de opvolger voor de Fw 190A-8 serie. Binnen de Luftwaffe stond de Fw 190D bekend als de 'Dora Negen'
(tijdens conflicten met de RAF of USAAF werd de Dora de 'Long-nose' genoemd).
De Fw 190D-9, W.Nr.601088 van het USAF Museum, Dayton, Ohio
De eerste 'Dora's' werden geleverd aan het Jagd Geschwader Udet op Detmold in de winter van 1943/44 waarna
ze al snel kennis maakten met de RAF. Van de Fw 190D-10 werd maar één prototype gebouwd. Dit toestel had
een enkel kanon van 30mm die door de propellernaaf schoot en dat de dubbele machinegeweren verving.
Ook de Fw 190D-11 was met zeven prototypes
alleen in gebruik als testtoestel waar voornamelijk de bewapening veranderde en verschillende radio's werden
getest. De Fw 190D-12 en 13 waren grondaanval vliegtuigen. De D-12 had twee 20mm kanonnen in de vleugel en een
30mm motorkanon.
Ook het Rode Leger testte na de
oorlog de 'Dora', getuige deze foto
Van de Fw 190D's zijn er nog vijf bekend in de hele wereld, waaronder slechts twee tentoongesteld voor publiek
(de andere twee zijn onder restauratie). In het USAF Museum op Wright-Patterson AFB, Dayton,
Ohio is de Fw 190D-9 in de kentekens van IV./JG51 te vinden die daar staat op leenbasis van het National Air
and Space Museum (NASM). Eind 2004 werd een 'Dora' geborgen door een Belgische archelogische groep. Het wrak, een Fw 190D-9 van JG54 werd tijdens Operatie 'Bodenplatte'
neergeschoten door Spitfires. Het wrak zonder vleugels zal te zien zijn in het BAHAAT Museum in Erembodegem.
Het instrumentenpaneel van een Fw 190D
Wellicht de bekendste Fw 190D is nu te vinden in het Museum of Flight in Seattle. Deze machine,
een Fw 190D-13/R11 (Werknummer 836017), stond jarenlang in het Fighter Champlin Museum in Mesa, Arizona.
De machine was ooit geleverd aan het I./JG26 in maart 1945. Het werd door de Britten in onbeschdigde conditie aangetroffen
op het vliegveld van Flensburg-Weiche. Op 25 juli 1945 werd er een 'luchtgevecht' geëngageerd
tussen deze 'Dora' en een Hawker Tempest Mk V. De 'Dora' werd gevlogen door Major Heinz Lange, een Duitse aas
met 70 overwinningen en oud Kommodore van JG 51, en door Oblt. Günther Josten, een aas met 178 overwinningen en oud Kommandeur
van IV./JG 51. De test wees uit dat de toestellen nagenoeg gelijk presteerden, alleen was de topsnelheid op hoogte
van de 'Dora' een stuk beter.
Fw 190D-13/R11 (Werknummer 836017) in handen van de Britten
Na de test werd de 836017 naar Cherbourg overgebracht om verscheept
te worden naar de Verenigde Staten om daar verder te worden getest. Vervolgens kwam het toestel terrecht bij het George
Tech voor luchtvaart onderzoek. Na 1955 bleek er weinig meer over dan een romp met vleugels (die trouwens van een
andere Fw 190D waren). Via verschillende omzwervingen kwam het toestel in handen van Doug Champlin in Santa Barbara
in 1972. Deze verscheepte de Fw 190D terug naar Duitsland. Hier werd het toestel, onder aanwijzingen van Kurt Tank
zelf, gerestaureerd door A.A. Williamson in vier jaar tijd. Na terugkomst in Mesa is de Fw 190D verder afgebouwd
waarbij de status van volledig vliegwaardig werd bereikt. Door haar uniekheid heeft deze 'Dora' echter alleen haar
Jumo 213 E/F motor laten draaien maar heeft nooit het luchtruim na restauratie mogen doorklieven. Het kreeg
een plekje in de vaste tentoonstelling van het Champlin Fighter Museum in Mesa, Arizona.
De enige 'vliegwaardige' Fw 190D, de 836017, in de wereld
(gefotografeerd in het Champlin Fighter Museum in Mesa, Arizona)
De Fw 190D-13/R11 W.Nr. 836017 werd op de civile Amerikaanse registratie gezet als N190D. In 2001 werd het toestel
overgebracht naar GossHawk in Mesa, Arizona voor een complete restauratie. Ooit waren de vleugels gewisseld met de
Focke Wulf Fw 190D-9, W.Nr.601088 in het USAF Museum, Dayton, Ohio (zie de afbeelding hoger op deze pagina).
Deze vleugels werden weer terug gewisseld, waarna de complete restauratie aanving. Terwijl de restauratie in volle
gang was, werd de complete collectie van het Champlin Fighter Museum overgedaan aan het Museum of Flight op Boeing Field
in Seattle. In het tweede kwartaal van
2004 werd de restauratie afgerond. Het toestel is nog steeds vliegwaardig, maar zal nooit verder komen dan taxiën.
Tegenwoordig is het toestel te vinden in het Flying Heritage Collection van Paul Allen, en is te bezichtigen in het Museum of
Flight in Seattle.
Er is nog een vliegwaardige versie van de Fw 190D, maar dat is reproductie uit een bouwpakket geleverd door Flug + Werk GmbH.
Deze vliegwaardige Fw 190D-9, aangedreven door een Allison V-1710 motor en met de registratie N623TB,
is te vinden in het Military Aviation Museum in Virginia Beach, Virginia.
Op de foto hieronder is duidelijk te zien hoe weinig
bewegingsruimte er in de cockpitkap van een Fw 190 was.
Op de volgende pagina het laatste deel over
de
Fw 190 en bewaarde exemplaren,...
Klik op de Fw 190
hieronder en u 'vliegt' er direct
naartoe!