De V3-HDP in een proefopstelling
De gedachte om een raket uit een kanon te schieten leidde tot de ‘Hochdruckpumpe’ (HDP).
Het ‘superkanon’ werd ontwikkeld door de Saar-Röchling fabrieken. Het bestond uit lange stukken loop met verschillende
zijtakken wat het gevaarte de vorm van een vissengraad gaf. In de zijtakken, de laterale kamers, zaten explosieven die
het projectiel bij het passeren van de kamers een steeds grotere snelheid gaven. De gemiddelde lengte van een HDP kanons
loop was 45 meter. Als het projectiel de loop verliet was de snelheid al opgelopen tot 1500 meter per seconde.
Het idee was niet nieuw. Reeds in 1918 was er door de Fransen een patent aangevraagd voor dit principe om tegen de Duitsers
ingezet te worden. Maar de ontwikkeling werd door de wapenstilstand van de Grote Oorlog ingehaald. In 1940 vonden de
Duitsers de Franse patenten. De hoofdingenieur August Coenders van Röchling Eisen- und Stahlwerke werkte het idee verder
uit.
In mei 1943 werd Hitler door Albert Speer op de hoogte gebracht van een nieuw kanon dat granaten van 140 kg over een
afstand van 160 km kon schieten. Er was berekend dat 50 van deze England Kanone binnen een uur 600 granaten kon
afvuren op bijvoorbeeld Londen. Testen met een 2cm prototype waren veel belovend en er werd op een schietterrein bij
Hillersleben een testopstelling gebouwd voor een 15cm versie. Een tweede opstelling werd gebouwd nabij Misdroy
(het tegenwoordige Poolse Miedzyzdroie). Ondertussen was er een nieuwe codenaam voor het wapen gekomen;
Tausendfüßler (Duizendpoot).
De proefstelling van de HDP in Misdroy.
De eerste versies van het kanon had haaks op de loop secundaire kamers. Wanneer de granaat gelanceerd
werd passeerde het deze kamers die op dat moment hun stuwlading tot ontbranding brachten waardoor de stuwkracht
de granaat een nog grotere snelheid moest geven. En dit proces werd herhaald over het gehele traject van de kanonsloop.
Dit principe moest de granaat tot 1500 km puur opstuwen wanneer het de loop verliet.
De eerste versie van de V3 met de haakse lanceerkamers
1. de hoofdlading
2. de haakse secundaire kamers
Op 15 januari 1944 werd een speciale eenheid, Artillerie-Abteilung 705, opgericht onder leiding van Oberstleutnant
Georg Borttscheller. Rond deze periode was de eerste 15 cm loop gereed voor een test. Deze loop was 130 meter lang
en bestond uit 32 secties. De eerste testen waren niet geweldig. De stabiliteit liet te wensen over en de beoogde
snelheid van 1500 meter per seconde werd niet gehaald, deze was slechts 1100 meter.
Bij de volgende versie van de V3 werden de secundaire lanceer kamers onder een hoek van 45° aangebracht.
De versie met de 45° lanceerkamers, met rechts een vernielde opstelling
Het project was gedoemd te mislukken. Aangezien Hitler zelf overtuigd was van de kracht van de HDP durfde niemand
dit aan hun leider te melden. Nadat eind april 1944 twee secties scheuren na het afvuren van een HDP kanon in Misdroy,
na slechts 25 afvuurprocedures, besluit professor Werner Osenberg van de Reichsforschungsrat (RFR - Rijksonderzoekraad)
Martin Borman op de hoogte te brengen. Of de mededeling dat het aantal mensen en materieel aan het mislukte project niet
beter ingezet kunnen worden aan betere meer levensvatbare projecten ooit via de Reichsleiter Hitler hebben bereikt is
niet bekent. Naar alle waarschijnlijkheid niet.
V3-HDP basis Mimoyecques
Op zich was het idee voor de V3-HDP zo gek nog niet. Maar voor een kanon met deze afmetingen een mobiele
versie te produceren die geschikt zou zijn om in korte tijd opgebouwd te worden om op vijandelijkheden te
richten en af te schieten was het een erg onbeholpen wapen. Toch werd er zelfs besloten dit wapen een permanente
basis te geven bij Mimoyecques met als doelwit slechts Londen. Dit doelwit van geen strategische waarde
rechtvaardige niet de enorme inzet aan materiaal en manschappen om dit enorme ondergrondse project te ondernemen.
De groeve van Mimoyecques is te vinden tussen Marquise en Guînes bij
Landrethun-le-Nord, vanaf de A16 bij afslag nr. 9.
Was alles nog steeds in een testfase, in Noord-Frankrijk was men reeds begonnen aan een lanceerstelling ondergronds.
In de zomer van 1943 werd door de Organisation Todt 5000 man ingezet om Bauvorhaben 711 uit te voeren in de
kalksteenheuvel bij Mimoyecques,… 160 km van Londen. Binnen een jaar zouden vijf batterijen
met in totaal 25 kanonnen van de HDP gereed moeten zijn. De lopen van deze gevaarten zouden maar liefst 130 meter lang
worden, waarvan 100 meter onder de grond. Alle schachten stonden onder een hoek van 50 graden.
Schematische voorstelling van de V3-HDP lanceerinstelling te Mimoyecques
(alleen het bovenste tunnelstelsel is toegankelijk voor het publiek)
Nadat er zoveel problemen met het nieuwe kanon werden geconstateerd, werd besloten niet verder te werken aan de
batterijen 1 en 3 van het complex bij Mimoyecques, en alle energie te steken in de schachten van 2, 4 en 5.
Ook had
het complex te leidden van de bombardementen door de Geallieerden. Op 28 oktober 1943 is het eerste bombardement,
gevolgd door aanvallen op 8 en 10 november. Tussen 19 maart en 27 juni 1944 werd het complex nogmaals tien keer bestookt
(waaronder 4 maal in juni).
Toch verscheen in een rapport van 2 juni dat de eerste van de vijf lopen vanaf 15 juli geplaatst zouden worden.
Links, Mimoyecques na het bombardement van het 617 Squadron.
Rechts, vandaag zijn nog steeds de bomkraters zichtbaar.
(foto: Google Earth)
Op 6 juli verschenen de Lancasters van het 617 Squadron boven het complex en wierpen met precisie 16 Tallboy
bommen af van 6000 kg elk. De schade was enorm en de ingenieur twijfelden of het nog wel mogelijk was om de zaak
verder te ontwikkelen. Op 27 augustus wierp de RAF nogmaals 800 ton aan bommen af en op 5 september bezette de
Canadese 3rd Division de ontruimde groeve.
Op de heuvel is de zware schade door
de Tallboys nog steeds te vinden
De lanceerinstelling was na alle bombardementen geheel onbruikbaar geworden. Nadat de Canadezen Mimoyecques
was ingenomen kreeg een groep onder leiding van Colonel Sanders opdracht om de basis te onderzoeken. Het rapport
was dat het een gevaar voor de toekomst zou kunnen vormen en dat het geheel vernietigd diende te worden.
Op 9 en 14 mei 1945 werd door de Royal Engineers op 36 verschillende plekken in totaal 36 ton aan explosieven
aangebracht. In de noordelijke ingang werd 8000 kilo TNT geplaatst. De hierop volgende explosie deed de tunnel
over 150 meter instorten. Aan de zuidelijk ingang werd ‘slechts’ 4000 kilo springstof geplaatst. De ingestorte
hoeveelheid was van dien aard dat het niet al te veel moeite koste deze ingang weer vrij te maken. Dit is dan
ook de huidige ingang om het complex te bezoeken.
De zuidelijke ingang van Mimoyecques
Wat direct opvalt als men de hoofdtunnel binnenstapt is de enorme grote ervan, en de diepte. De tunnel,
30 meter onder de top van de heuvel, was als een metrostation ingericht. Treinen die de 750 meter lange tunnel
binnenreden konden lossen aan verhoogde platforms. Door de ingestorte noordelijke ingang is de tunnel nu slechts
over 600 meter te betreden.
De hoofdtunnel met links een verbindingsgalerij
Aan de hoofdtunnel zijn aan de linkerzijde elf verbindingstunnels
aangebracht die verbonden zijn met een parallelle tunnel als de hoofdtunnel.
1. Zuidelijke Toegang 2. Kennedy Monument
3. Vliegeniers Monument 4. Internationaal Monument
(De oranje vakjes zijn lucht- en liftschachten)
Aan de rechterzijde, tegenover de vierde galerij staat een opvallend monumentje. Het
is opgericht ter nagedachtenis aan Joseph P. Kennedy, jr. die het leven liet tijdens een geheime
missie tegen Mimoyeques. Naast de Tallboy bommen en de conventionele bommen werden ook andere
manieren onderzocht om dit soort gevaarlijke bouwwerken aan te vallen.
Links, Joseph P. Kennedy, jr. in 1942, rechts, het Kennedy Monument
Lt. Joseph Patrick Kennedy, geboren op 15 juli 1915, was voorbestemd, in de ogen van zijn vader,
om ooit president van de Verenigde Staten te worden. Als de oorlog uitbreekt onderbreekt ‘Young Joe’,
zoals zijn vader hem noemt, zijn rechtenstudie en gaat een officiersopleiding volgen. Hij wordt marinevlieger
en jaagt op duikboten. Na 25 missies mag hij naar huis, maar besluit daarentegen zich aan te melden als
vlieger bij de geheime operatie ‘Aphrodity’.
Operation Aphrodity was de codenaam voor geheime missies waarbij een bommenwerper,
een ‘BQ-8 Anvil’, afgeladen met 8200 kilo Torpex (TORPedo EXplosive), wat 50% krachtiger was dan TNT, naar
het doel werd gevlogen via een radiografisch signaal vanuit een zogenaamd ‘moedervliegtuig’.
Twee piloten vlogen de op te offeren bommenwerper een deel van de route voor ze de lading op
scherp zetten en met parachute het toestel verlieten. De eerste acht proeven werden gedaan met
B-17 bommenwerpers tegen verschillende doelen zonder succes. Of ze werden door Flak afgeschoten,
explodeerden te vroeg, of misten compleet het doel. De negende vlucht zou worden gedaan met de
'BQ-8' PB4Y-1 32271 (ex USAAF B-24J 42-110007), een marine Liberator, gevlogen door Kennedy en co-piloot Lt. Wilford J. Willy.
Het had de V3 basis van Mimoyecques als doelwit. Twee Lockheed Ventura moedervliegtuigen en een
navigatie toestel vertrokken vanaf RAF Fersfield om zich te voegen bij de BQ-8 om dit naar het
doelwit te leiden.
Een B-24J Liberator, met een soortgelijk toestel vloog Kennedy
Nog boven Engeland ging het mis. De ware toedracht zal nooit meer achterhaald kunnen worden wat er gebeurd is.
Kennedy had juist de eerste radiografisch bestuurde bocht gemaakt toen twee minuten later (tien minuten voor de
twee mannen de bommenwerper zouden verlaten) de bommenwerper boven de Blyth Estuary explodeerde. In het camera
vliegtuig, een Mosquito op een kleine honderd meter daarachter, zat een zoon van de toen zittende President Roosevelt,
Col. Elliot Roosevelt. Dit toestel raakte door de explosie zwaar beschadigd, maar wist met verschillende gewonde
bemanningsleden een veilige landing te maken. Negenenvijftig gebouwen werden beschadigd door de neerkomende
wrakstukken van de
B-24
Liberator. Van Kennedy en Lt. Wilford John Willy werd nooit meer iets terug gevonden. Kennedy
ontving postuum het Navy Cross en het Distinguished Flying Cross.
Ga tegenover het Kennedy monument de vierde galerij naar links binnen.
Aan het einde van deze galerij is het Vliegeniers Monument te vinden.
Het Vliegeniers Monument
Het Vliegeniers Monument is opgericht ter nagedachtenis aan drie neergestorte RAF bommenwerpers
die Mimoyecques als doel hadden. Op 8 november 1943 werd Mitchell FV929, van het 226 Squadron neergehaald.
Tijdens de raid van 27 juni 1944, werd Lancaster ME743, van 44 Squadron het slachtoffer. Op 6 juli 1944
stortte Halifax LK728, van 347 Squadron, neer. In ogenschouw genomen hoeveel de V3 basis is gebombardeerd, valt het
aantal slachtoffers aan bommenwerpers enorm mee. Mimoyecques werd in totaal 18 maal aangevallen. De eerste
aanval werd op 28 oktober 1943 uitgevoerd 219 bommenwerpers (171 B-26 Marauders en 48 B-25 Mitchells) met ondersteuning van
29 Typhoons jachtbommenwerpers. Maar de schade is miniem, ondanks de 360 ton aan bommen. Er volgen regelmatig
bombardementen die niet echt grote schade aanrichten, maar wel de bouwwerkzaamheden afremmen.
Een 6 ton zware Tallboy
Op 6 juli 1944 zijn er twee bombardementen op één dag. In de vroege morgen komen er 106 Halifax bommenwerpers.
Hieronder 11 bommenwerpers van het 347 Free French Heavy Bomber Squadron 'Tunisie' en 10 van het Franse RAF 346
Squadron ‘Guyenne’. Diezelfde dag rond 15.30 uur komt het 617 Squadron met 16 Lancasters over Mimoyeques en laat
evenzoveel Tallboy bommen vallen. Vier ervan treffen doel. Eén Tallboy dringt door het beton en ontploft op 30
meter diepte. De aanwezige werkers werden door de enorme drukgolf door de tunnels geblazen. De kracht was van dien
aard dat de kleren van het lijf werden gerukt.
Het is nooit duidelijke geworden hoeveel doden bij dit bombardement zijn gevallen. Als gevolg van twee
Tallboy bommen is de achterste lanceerschacht en toegangsgalerij ingestort en alles ontwricht.
Een replica van een V3-HDP ligt in een lanceerschacht
De verdieping die toegankelijk is bevindt zich op 30 meter onder de top van de heuvel.
Onder deze verdieping zijn naar alle waarschijnlijkheid nog verschillende tunnels en opslagruimtes
tot op een diepte van nog eens 100 meter lager. Door de bombardementen en de naoorlogse ‘opruiming’ zijn deze
afgesloten en nog steeds nooit opengebroken. Het vermoeden bestaat dat in die tunnels en galerijen
zich talloze slachtoffers bevinden die gedood zijn tijdens de bombardementen. De meeste slachtoffers
zullen arbeiders zijn die de tunnels uithakten.
Hedendaagse graffiti ontsiert zelfs de Decauville-wagentjes
Om een tunnel of galerij te maken werd bovenaan begonnen met het hakken. Met boren werden gaten
gemaakt waarin springstof werd geplaatst. Vervolgens werd de ronde bovenzijde afgewerkt met houwelen.
Als de bovenste ploeg een stukje gevorderd was aan de bovenzijde, begon een ander ploeg aan de onderzijde.
Op deze manier was het niet nodig een steiger te bouwen.
Een schematische voorstelling hoe de tunnels werden uitgehakt
Overal in de tunnels en galerijen zijn nog tastbare herinneringen te vinden aan de inzet door de arbeiders.
In de hoofdtunnel zijn op enkele plekken verzamelde objecten te vinden. Meestal zijn dit restanten van
onduidelijke ijzeren objecten. Maar ook herkenbare stukken, zoals Jerrycans, hakwerktuigen, stukken van
bommen en zelfs machines, zoals aggregaten. Erg ondoordacht zijn de hedendaagse, door bezoekers, achtergelaten sporen,
zoals de overweldigende hoeveelheid aan graffiti. Overal met krijt gekalkte leuzen die dit monument triest ontsieren.
Een luidspreker die ooit Duitse bevelen en mededelingen schalde
Nabij galerij 7, aan de hoofdtunnel, is het Internationaal Monument te vinden. Dit is opgericht ter herinnering
aan de talloze, waarschijnlijk enkele duizenden, arbeiders die hier werkten en stierven en nog steeds in de ondergrondse
tunnels begraven liggen. Het monument, onthuld op 7 juli 1985, is geflankeerd door de 16 vlaggen van de landen waar
de uitgebuite slachtoffers vandaan kwamen. De Britse en Amerikaanse vlaggen zijn ter herinnering aan de vliegeniers
die omkwamen tijdens hun missie naar Mimoyecques.
Het Internationaal Monument
Aan het einde van de 600 meter lange tunnel is de zaak ingestort. Onderweg daarnaar toe ziet u aan de rechterkant
verschillende kamers. Deze zijn vooral bedoelt als opslagruimte en als werkplaatsen. In de tunnel zult u
op de terugweg enkele enorme motoren tegenkomen die voor stroom moesten zorgen. Twee zijn er slecht aan toe,
maar een derde ziet er nog vrij goed uit (zie hieronder).
Eén van de verschillende bewaarde grote motoren
En zo komt Uw bezoek aan de V3-HDP van Mimoyecques tot een einde. Het is een indrukwekkende installatie die zeker een
bezoek verdient mocht u in de buurt zijn. Samen met Batterie Todt, Eperlecques en Wizernes wellicht de belangrijkste
overblijfselen van de Duitse bezetting in dit deel van Frankrijk. Er is trouwens nog een plek waar de V3-HDP
daadwerkelijk operationeel is ingezet. Deze was te vinden ten zuiden van Trier, nabij het dorp Lampaden.
De V3 instelling bij Lampaden
Alle tegenslagen, zoals productie problemen en bombardementen zorgden ervoor dat de lange versies niet verder
werden ontwikkeld. In augustus 1944
werd overeenstemming bereikt voor een kortere HDP, de LRK 15 F 58 (langrohrkanone). Op 14 november werd er in Misdroy
met succes een 12 sectie kanon met succes afgevuurd. Dit wapen zou door 40 man in tien dagen opgebouwd kunnen worden
‘ergens’ in het veld waar een helling van 30 tot 50 meter hoog was te vinden die een hoek van 30 tot 34 graden had.
Dit nieuwe plan luisterde naar de codenaam Fleissiges Lieschen (Vlijtig Liesje).
Röchling leverde half november 1944 twee verkorte HDP-lopen. Deze moesten worden ingezet als steun voor het Ardennen
Offensief, Wacht am Rhein. Het doelwit voor de kanonnen zou Luxemburg worden. Iets ten zuiden van Lampaden,
een klein dorp 12 kilometer ten zuiden van Trier, werd een geschikte helling gevonden aan de voet van het stroompje
de Ruwer. De overbrugging van het schot naar Luxemburg bedroeg 42,5 kilometer. Onder leiding van Hauptman Patzig
streek Artillerie-Abteilung 705 neer in het stadje Zerf op 30 november.
De wegen en spoorwegen waren overbelast of regelmatig onder vuur van de geallieerden zodat de aanvoer van HDP
onderdelen maar traag arriveerde. Toen het Ardennen Offensief begon op 16 december was er geen kanon gereed. De
eerste was pas klaar op 25 december en gereed voor vuren op 28 december. Op 30 december werden vijf projectielen
afgeschoten op Luxemburg. De volgende dag gevolgd door 23 projectielen. Op 1 januari, 1945 was ook kanon nr. 2 gereed
voor gebruik, maar pas op 4 januari, 1945 konden weer projectielen, zestien, worden afgeschoten (alleen met kanon nr. 1).
De beschadigde Notre-Dame (Toen en Nu).
Op 12 januari vuurden beide HDP kanonnen voor het eerst samen 18 granaten af op Luxemburg. Op 16 januari vlogen zes
granaten naar Luxemburg Stad, waarvan één de torenspits van de Cathédrale Notre-Dame trof. De geallieerden hadden geen
idee waar die ‘spook’ granaten vandaan kwamen. De enige vergelding die men kon bedenken was om voor iedere neergekomen
HDP granaat acht artilleriegranaten terug te sturen met Trier als doel.
Tussen 30 december en 22 februari, 1945 werden 183 schoten afgegeven waarvan er 142 geregistreerd werden als inslagen.
In totaal vielen er 10 doden en een veelfout aantal gewonden. Het enige militaire doel dat werd getroffen was een
mobiele wasserette van het Amerikaanse leger waarbij zeven man gewond raakten waarvan drie ernstig. De laatste zes
projectielen verlieten HDP kanon nr.1 op 22 januari. Vanwege de oprukkende geallieerde troepen werd besloten de kanonnen
af te breken. Een tweede geschutsopstelling die in aanbouw was bij Buhl in de Vogezen was al opgegeven op 5 februari.
De afgebroken HDP kanonnen van beide geschutsopstellingen werden op 27 februari teruggestuurd naar de Röchlingfabriek
in Wetzlar. Hauptman Patzig van Artillerie-Abteilung 705 wist in deze periode de hand te leggen op 12 105mm kanonnen
waarmee twee batterijen werden samengesteld om de strijd tegen de oprukkende geallieerden voort te zetten.
Wat is er nog te vinden van de HDP instelling bij Lampaden?
Richting Lampaden, vanaf de brug over de Ruwer,
de auto staat op de plek waar de kraan stond.
De lanceerinstelling van Lampaden lag halverwege dit dorp en kasteel Burg Heid. Vlak voor men het bruggetje over de Ruwer
oversteekt, is links een pad te vinden. Hier was de ingang naar de lanceerinrichting. Direct op deze hoek was een kraan van
2 ton die de onderdelen van vrachtwagens op spoorwagons laadde om ze naar de lanceergebieden te brengen.
De twee HDP kanonnen lagen verdeeld over 300 meter. Daar tussen in waren enkele manschaponderkomens gebouwd
en munitiebunkertjes. Heden ten dage is van deze gebouwtjes niets meer terug te vinden. Men kan op het
verkeerde been gezet worden als men daar gaten in de heuvel ziet. Bij nadere beschouwing zijn dit kleine
grotopeningen waar vleermuizen hun onderkomen in hebben en die niet verstoord mogen worden.
Hier liep het smalspoor naar HDP Nr.2 (aan het eind van dit pad)
De eerste
geschutstelling, de zuidelijke Nr.1, ligt op ongeveer 50 meter vanaf de hoofdweg. Het spoor waar de stelling
ooit lag is nog steeds duidelijk te zien. De betonnen plaat onderaan de heuvel is niet meer aanwezig. Maar de
open ruimte voor de lanceerbuis ligt er nog duidelijk. Ook de Nr.2, 250 meter verder oostwaarts, is alleen nog
herkenbaar aan de open gehakte ruimte voor de HDP. Het in elkaar zetten van de HDP vergde 28 man die er vier dagen
over deden. Ook van het smalspoor is niets meer terug te vinden. Op een stuk roestig blik na, was er verder geen
spoor van het eens zo dodelijke kanon terug te vinden.
(l) sporen van HDP Nr.1, (r) het spoor van HDP Nr.2
Ligt er dus ter plekke weinig meer dan de uitgekapte ruimte voor het HDP kanon, er zijn nog enkele tastbare bewijzen te vinden in het Musée National d'Histoire
Militaire in het Luxemburgse Diekirch. Hier
ligt onder andere een gerestaureerde raketgranaat. Verder een enkele moer en bout
die uit de stelling van Lampaden was achtergebleven. Ik heb zelf ook getracht wat te zoeken,
maar dat bleef vruchteloos.
Om terug te keren:
GA TERUG
|