Een meer dan belangrijk onderdeel van ’Tora! Tora!
Tora’ zijn, naast de schepen, de vliegtuigen, zowel van
de Japanners als de Verenigde Staten. Er werden meer dan
zeventig vliegtuigen aangetrokken om de ‘Fox Air Force’ samen
te stellen. Dachten de makers dat ze originele Japanse
toestellen zouden kunnen gebruiken, dat bleek ijdele hoop. Om
één vliegwaardig vliegtuig te bouwen zouden vijf wrakken
geborgen moeten worden. De kosten om wrakken te gaan bergen
van verschillende eilanden in de Stille Oceaan zouden
gigantisch worden, tel daarbij de restauratie kosten,… een te
duur project. De beste optie was bestaande vliegtuigen om te
bouwen tot representatieve kisten. De bestellijst voor de
Japanse vliegtuigen, die bij de Amerikaanse opnames nodig waren,
zag er als volgt uit:
12 A6M2 Model 21 Zero-Sen jachtvliegtuigen
9 Aichi Val
duikbommenwerpers
9 Nakajima B5N2 Type 97 Kate torpedo bommenwerpers
AT-6 Texan (in Europa
Harvard geheten)
De eerste ‘Zero’ en drie ‘Kate’ bommenwerpers werden uit
AT-6 trainers gebouwd bij Cal-Volair, op Long Beach Airport.
Het restant van deze twee types werden zo’n 130 km verder
gebouwd op Oxnard Airport. Honderd arbeiders werkten zelfs
in de weekenden om aan het schema van de productiemaatschappij
te voldoen. Net als bij de andere toestellen, werd veelvuldig
gebruik gemaakt van fiberglas. Bij de ‘Zero’ was vooral de
cockpitkap belangrijk, het moest van een tweezitter een
overtuigende éénzitter worden. Ook de stroomlijn aan de
achterzijde van het kielvlak werd geheel omgebouwd met
fiberglas. Over de propellernaaf werd een grote spinner
geplaatst. Toestellen die veel in beeld kwamen aan dek van
een vliegdekschip, kregen een driebladige propeller.
Een omgebouwde AT-6 tot een
'Zero' jager
Een A6M2 Zero (Zeke 21) kort voor de aanval aan
boord van de Akagi
De constructie van de negen Aichi 99 Val D3A1
duikbommenwerpers werd overgegeven aan Steward-Davis in Long
Beach. Hiervoor werd als basis de Vultee BT-13 Valiant trainer
gebruikt waaraan de Pratt & Whitney R-1340 motor werd
gehangen, in plaats van de R-985. Achter de motor werd de romp
iets 'dikker' gemaakt voor een vloeiende overgang. De
onderzijde van de cockpitkap werd 18cm hoger dichtgemaakt, om
de aanblik van de Val realistischer te maken. Het
achterstuk van de cockpitkap was beweegbaar voor de schutter
achterin (die dus ook een omgedraaide stoel had).
Dit moest hem worden, een
Val duikbommenwerper
De vleugels van de BT-13 zijn vrij rechthoekig, terwijl die
van de ‘Val’ meer elliptisch zijn als bij de Spitfire en de
latere Tempest jagers. Hier viel weinig aan te doen, al werden
wel de vleugeluiteinden verlengd met 95 centimeter. De
originele vleugeltips werden verwijderd en voorzien van
verlengde ‘sparren’, waarna er een nieuwe tip werd gemaakt van
fiberglas. Ook werd veel fiberglas gebruikt voor de wielkasten
en een stroomlijn verhoging aan het kielvlak. Tevens werden er
duikremmen aan de onderzijde aangebracht.
Men neme een Vultee BT-13
Valiant,...
Drie van de negen omgebouwde BT-13’s waren voorzien van
werkende vanghaken onder de romp. Deze drie kisten, die het
meest in beeld zouden kunnen komen aan dek van een
vliegdekschip, hadden daarom ook een driebladige propeller.
De eerste testvlucht met de BT-13 ‘Val’, met de
registratie N56336, was een succes, de prestaties waren zelfs
beter dan die van de originele BT-13.
Een verbouwde Vultee BT-13 tot
een Val duikbommenwerper
De registratie voor de negen’Val’ reproducties
was als volgt:
BT-13/'Val'
FAA Registratie* |
Film
staartnummer |
N56478 |
'AI-230' |
N56336 |
'AI-231' |
N67629 |
'AI-232' |
N2200S |
'AI-234' |
N54865 |
'AI-235' |
N65837 |
'AI-236' |
N56867 |
'AI-244' |
N18102 |
'AI-245' |
N63163 |
'AI-246' |
*Ten aanzien van bovenstaande staat, er was nog een
reproductie 'Val', de 'AI-201' (registratie N63227). Deze
crashte op 13 januari 1969. De piloot kreeg het toestel niet
uit een duikvlucht, en boorde zich in een suikerplantage. De
piloot kwam tijdens de crash om het leven. De motor werd
losgerukt van de romp en kwam een dikke tien meter van het
wrak tot stilstand.
Een Val van het
vliegdekschip Akagi
Het komen tot een geloofwaardige Nakajima B5N2 Type 97 Kate torpedo bommenwerper,
bezorgde de constructeurs heel wat hoofdbrekens. Uiteindelijk
werd besloten de achterzijde van een BT-13 Valiant te
gebruiken en de voorzijde van de AT-6. Maar evenzogoed moest
achter de cockpit een verlenging van 2.17 meter worden
aangebracht en aan de voorzijde, vóór het brandschot, 40cm.
Een Nakajima B5N2 Type 97 Kate
torpedo bommenwerper
Eén van de bewaard gebleven
'Tora! Tora! Tora!' 'Kate' bommenwerpers
De vliegtuigen, getest in Californië, werden aan boord van
de USS Yorktown gehesen en overgebracht naar Hawaii.
Vanaf half december 1968 tot eind april 1969 werden de
toestellen operationeel ingezet vanaf de marine basis Barbers
Point, waarbij dagelijks rond de 12000 liter aan brandstof
werd verstookt. Er waren 41 piloten, geselecteerd uit 250 aanmeldingen, aangesteld om de
vliegtuigen te vliegen. Deze piloten kwamen van verschillende
achtergronden, maar de meest uit actieve dienst, of gepensioneerd,
uitgeleend van de marine en luchtmacht van de Verenigde
Staten, en drie aangevuld met burgerpiloten.
De betaling was misschien niet al te
groot, 180 dollar per dag, maar het mogen vliegen in formatie, duikvluchten
uitvoeren, achter elkaar aan jagen, dat was het gewoon waard.
Een 'Zero' wordt aan boord van
de USS Yorktown gehesen
Dat het met de replica vliegtuigen niet altijd goed ging is
al aangehaald bij de crash van de 'Val' op 13 januari 1969.
Op 19 februari 1969 was het weer raak. Op deze dag moest
AT-6/BT-13/’Kate’ AI-318 (met de registratie N2819G), een
noodlanding maken op zee. Na de start vanaf de marine basis
Barbers Point, verloor het toestel motorvermogen. Oorzaak zou
zijn geweest dat de motor teveel was opgejaagd waarop een
cilinderkop het begaf. Na de noodlanding op zee wist de
piloot zich in veiligheid te stellen. Maar de ‘Kate’ zonk naar
de bodem en werd ook niet geborgen.
In Japan werden 21 AT-6 Texan trainers omgebouwd voor de opnames aldaar. Alle AT-6 trainers waren
oude toestellen gebruikt door de Japanse marine en luchtmacht. Verschillende van deze toestellen
werden omgebouwd tot Kate's en Zero's. Sommige AT-6 toestellen dienden
alleen als achtergrondvulling, en werden alleen in de juiste kleuren gespoten. Wat er van deze toestellen
na het filmen is geworden, is niet duidelijk. Van de Amerikaanse verbouwde kisten is bekend dat deze
in particuliere handen kwamen, en waar tegenwoordig nog verschillende vliegwaardig van zijn. Verscheidene
van deze toestellen werden later ingezet voor de speelfilms; 'Midway' (1976), 'The Final Countdown' (1980) en
de verder te vergeten film, 'Pearl Harbor' (2001).
- STAARTCODES -
Ieder vliegdekschip had eigen codering op de staart van de
vliegtuigen die ertoe behoorden. Om enig inzicht te krijgen in
deze staartcodes, zijn hieronder de codes te zien welke op 7
december 1941 boven Oahu en Pearl Harbor actief waren. Hieronder is de
Kate afgebeeld van Lt. Commander Fuchida welke vanaf
Akagi de eerste aanvalsgolf leidde. De staart is
opmerkelijk helder versierd, zodat andere vliegers hem konden
onderscheiden van de andere vliegtuigen in de lucht. Verder
valt de enkele rode streep op die achter op de romp is
aangebracht. Dit is de aanduiding dat dit toestel
gestationeerd was op de Akagi. Tevens was er op de
staart de code 'AI' aangebracht als aanduiding dat het tot de
Akagi behoorde.
De Nakajima B5N2 Type 97 Kate van
Lt. Commander Mitsuo Fuschida
De enkele rode streep is van de
Akagi ('AI'), de dubbele rode, de Kaga ('AII')
De enkele blauwe streep is van
de Soryu ('BI'), de dubbele blauwe, de Hiryu
('BII')
De enkele witte streep is van de
Shokaku ('EI'), de dubbele witte, de Zuikaku
('EII')
P-40E (ex-Canadees AL152, N1207V),
met daarachter P-40E, AK979
Voor de Amerikaanse vliegtuigen waren minimaal twee
vliegwaardige P-40 Warhawk jagers nodig. Eén was de
vliegwaardige, P-40E-1-CU, 41-1456 (ex-Canada AL152, N1207V),
van Tallmantz Aviation. Er was een tweede, de Canadese P-40E,
AK933, maar die vergde veel te veel restauratie, waarop
gezocht werd naar een ander vliegwaardig exemplaar. Deze werd
gevonden in de P-40E, ook ex-Canadees, AK979 (ten tijde met de civiele registratie
'N151U', laatste registratie in 2012; 'N40FT') welke eigendom
was van Gilbert N. Macy, Monterey, California. Aardig te
vermelden is dat de AK979 van 2010 tot 2012 uitgeleend is geweest
aan het museum op Ford Island, in Pearl Harbor, welke nu een permanente replica heeft.
P-40E, AK979 ten tijde van de opnames voor
'Tora! Tora! Tora!'
Naast de twee vliegwaardige P-40's, werden er maar liefst
27 replica's gemaakt, waarvan de meeste replica's verwoest
zouden worden in de luchtaanval door de Japanse jagers. Als
'mal' werd de P-40E van Tallmantz Aviation gebruikt. Opvallend
is dat, als er in de studio 'van buiten-af' close-up shots
werden geschoten van de piloten in de cockpit, deze niet
voorzien waren van beglazing. De shots zijn zo kort dat het
niet echt opvalt. Het zal gedaan zijn vanwege de reflecties in
het glas van de studio verlichting ed.
Twee van de 27 P-40 replica's die de slachting overleefd hebben
Naast deze vliegtuigen, hadden de producenten ook de beschikking over een vliegwaardige
PBY-5 Catalina en een Boeing Stearman Kaydet.
Tevens waren er vijf B-17 bommenwerpers
overgekomen vanaf het vasteland van Amerika naar Hawaii (over deze toestellen, wordt
op de komende pagina's meer geschreven). Voor het 'schieten' vanuit de
lucht van de naderende Japanse vliegtuigen, was er een Bell Jet Ranger helikopter beschikbaar.
Naast deze echte toestellen, waren er met kunst en vliegwerk, opgeknapte PBY-5 Catalina's
om opgeblazen te worden. Verder waren er aantal 'platte' B-17's uit hout gezaagd om als achtergrond
te fungeren (deze zijn op de foto hieronder op de achtergrond te zien).
Op de volgende pagina, de aanval op Pearl Harbor,...
KLIK HIERONDER
|