Hel op Aarde
Het liep tegen vier uur op zaterdag 10 juni, 1944. De mannen draaiden zich om van de gevels,
die op de markplaats uitkeken, en die ze nu minuten lang hadden moeten aanzien. Dit zette de Duitsers aan om de
groep van twee honderd mannen op te delen in ongeveer zes gelijkwaardige groepen. De groepen werden afgemarcheerd
in verschillende richtingen. Het leek de dorpsbewoners logisch dat de Duitsers dit deden, ze hadden dan een betere
controle over de grote groep. In verschillende schuren en ruimtes werden de mannen naar binnen gedreven.
De marktplaats voor en na de brute aanslag (de gevel rechts van het midden, voor
de drie schoorstenen is het koetshuis van Beaulieu)
Machinegeweren werden opgesteld in de ruimtes, en de hitte van de dag begon haar tol op het uithoudingsvermogen
van de mensen te eisen. De mannen schuifelden zenuwachtig door de schuren. Sommige waren gevuld met hooibalen waarop
men wilde gaan zitten, maar dit werd verboden door de Duitsers.
Om vier uur werd door het gehele dorp een luide knal gehoord. Dit bleek het teken te zijn dat machinegeweren
begonnen te ratelen en onschuldige mensen werden neer gemaaid. Om te beletten dat er mannen zouden ontsnappen werd eerst
op de benen geschoten. Kreten van pijn, ontzetting en angst weerklonken boven het geschiet en geknal uit. Angst
moet de vrouwen en kinderen in de kerk om het hart hebben geslagen bij het horen van de afschuwelijke geluiden die
van buiten de kerk binnendrongen.
De overblijfselen van de schuur van Laudy
De grootste groep mannen, ongeveer 60, was ondergebracht in de grote schuur van Laudy. Hier zou één van
de weinige overlevenden een belangrijke ooggetuige zijn van het afschuwelijke drama. De monteur Robert Hébras
werd bedolven onder slachtoffers van de kogelregen. Terwijl hij zich dood hield kwamen de Duitsers het karwei
afmaken door degene die nog leefden met een nekschot te vermoorden. Door zo'n schot raakte hij gewond,
maar hield zich stil. Na het schieten werden de lichamen afgedekt met stro en hout,… waarop het in brand
werd gestoken. Toen het vuur dichter op de huid van Hébras kwam, besloot hij het te wagen en vluchtte via
een deur aan de achterzijde. Op zijn vlucht via de achtertuinen liep hij vier anderen tegen het lijf.
Drie van hen bleken gewond. Via een muur waarin ze een gat wisten te maken, kwamen ze in een andere schuur
terecht. Maar terwijl ze daar scholen, onder hooi en op de hooizolder, kwamen er twee SS-mannen binnen die
de schuur in brand staken. Als de SS'ers vertrokken zijn, vluchten de overlevenden via een buitendeur aan de
voorzijde en verstoppen zich in een paar grote konijnenhokken. Achteraf zou blijken dat de vijf ontsnapten
uit Laudy's schuur de enigen waren die nog in leven waren na de massale executies van de zes groepen mannen.
Terwijl de vlammen door de huizen gierden, werden eventuele vluchtende dorpsbewoners ter plekke doodgeschoten
door de Duitsers.
Het altaar in de kerk, kort na het drama, en tegenwoordig
Terwijl sommigen zich verscholen voor de terreur die door Oradour trok, ontplofte de kist in de kerk.
De dikke rook bracht de paniek onder de vrouwen en kinderen. Onder de druk van de mensen begaf de deur
van de sacristie het. De Duitsers openden het vuur op deze dorpsbewoners. Eén van hen, mevrouw Marguerite Rouffanche zag
hoe één van haar dochters werd gedood. Ze liet zich zelf vallen en hield zich dood. De Duitsers schoten
in de kerk op alles wat bewoog en gooiden stro, hout en kerkstoelen over de lichamen om de brand aan
te wakkeren. Mevrouw Rouffanche wist onder dekking van de dikke rook achter het altaar te komen.
De achterzijde van de kerk, nog steeds zwarte roet als herinnering,
plus een plaquette voor de enige overlevende uit de kerk, Marguerite Rouffanche (zie foto hiernaast)
Via een klein trapje, dat werd gebruikt om de kaarsen aan te steken, weet Madame Rouffanche bij het
middelste van de drie raampjes te komen aan de achterzijde van de kerk. Ze wurmt zich door het gebroken glas en
het gaas naar buiten.
Als ze omkijkt ziet ze een andere vrouw, de 23 jarige Henriette Joyeux met haar zeven maanden oude baby. Mme Rouffanche
probeert de baby op te vangen, maar dat mislukt en de baby komt op het hoofdje terecht.
Henriette Joyeux,
die ook uit de kerk weet te komen door het raampje, neemt de huilende baby op en de vrouwen vluchten de tuin
in achter de kerk. Maar het geschreeuw van het kind doet de Duitsers op hen schieten. De jonge moeder en het kind
overleven de kogelregen niet.
Mevrouw Rouffanche weet zich, nu toch gewond geraakt door de sprong en kogels, te verstoppen in een
boomgaard nabij de kerk en wacht daar uren lang in onzekere pijnlijke spanning. De volgende dag zal ze
pas om 17.00 uur gevonden worden. Ze
moest haar dode kinderen, twee dochters en een kleinkind, achterlaten in de kerk om haar eigen leven te redden.
Onderwijl is de kerk geheel uitgebrand, is de torenspits in de kerk gestort waarbij de kerkklok,
door de enorme hitte, gesmolten op de grond ligt, de klepel is onwrikbaar voor eeuwig het zwijgen opgelegd.
De onherkenbare gesmolten kerkklok
Aan het eind van de dag stond bijna heel Oradour-sur-Glane in brand, explosies klonken door het
uit elkaar spatten van gasflessen, stank van verbrand rubber, hout en mensenvlees vermengt in donkere
wolken boven het dorp. De Duitsers waren nog steeds op zoek naar overlevenden, niemand mocht als
getuige in leven blijven.
De uitgebrande kerk van Oradour-sur-Glane tegenwoordig
In de loop van de middag kwam er een tram uit Limoges. Bij de brug over de
Glane stapte één van hen, de heer Chalard, uit om poolshoogte te nemen. Hij werd neergeschoten door
de SS en in de rivier gegooid. De tram werd met de anderen direct terug gestuurd naar Limoges. Om
19.30 uur kwam een tweede tram die tegengehouden werd nabij de splitsing St-Viturnien. De, ongeveer
20 passagiers voor Oradour werden uit de tram gehaald en er werd even gedreigd om hen te doden. Maar
ze werden toch vrijgelaten. De tram met andere passagiers vertrok terug naar Limoges, de bewoners van
Oradour zochten hun heil in de velden rond het brandende dorp.
Een tram rijdt door Oradour, tegenwoordig roesten de rails in het wegdek.
De vroegere Grande Rue, nu de Rue Emile Désourteaux
Voor de huizen in de brand gestoken werden, zorgden de Duitsers wel dat deze degelijk geplunderd waren.
In het noordoosten van het stadje werden één of twee huizen gespaard. Eén van deze huizen, van de heer Dupic,
was voorzien van een goede wijnkelder. Hier werd onder het hellevuur een orgie aangericht. De volgende ochtend
rond elf uur vertrokken de laatste Duitsers, na ook deze laatste huizen aan de vlammen te offeren.
Stroomdraden tussen de geblakerde ruines brengen geen licht meer
De eerste burgers die het smeulende Oradour-sur-Glane binnenkwamen, in de middag van zondag 11 juni, kwamen
in een wereld van horror terecht. Zwarte gevels en uitgebrande auto wrakken. In vele huizen lagen verwrongen
zwarte lijken, overal de stank van verbrand vlees. In de kerk trof men twee kinderen aan in de biechtstoel,… hand
in hand, de beentjes kapot geschoten. Later die middag wordt mevrouw Rouffanche gevonden, de enige overlevende uit
de kerk. Buiten het verlies van haar twee kinderen en kleinkind, verneemt ze ook dat haar man is vermoord.
Het koetshuis van Beaulies, executieplaats van mannen, waar nabestaanden zoeken
naar familieresten
Onder; het gebouw tegenwoordig
Op maandag keerde de SS terug om twee massagraven in te richten om hun werk te verbergen. Dit wordt zo
slecht gedaan, dat, als enkele dagen later de bevolking de slachtoffers mag bergen, de identificatie bij de
meeste onmogelijk is. Ieder avond worden de stoffelijke resten die verzameld zijn, in kisten gedaan en opgeslagen
in een kleine tijdelijke kapel, om later begraven te worden op het kerkhof.
Het postkantoor waarvandaan nooit meer een brief zal worden verstuurd.
Voor de zwarte nasleep, klik op de naaimachine hieronder.
Een symbool van nijverheid in Oradour-sur-Glane
dat in menig geblakerd huis in stilte vecht tegen het vergaan.
|