TOUR DE SLAGVELDEN VAN NORMANDIË
TEN OOSTEN VAN ST-MÉRE-ÉGLISE

Vanuit St-Mère-Église kunt u nog enige interessante monumenten bezoeken.

Routekaartje naar enkele interessante objecten vanuit St-Mère-Église
(Google Earth)

Vanuit St-Mère-Église neemt u de D17. Komt u vanaf Chef-du-Pont of terug van het ‘Iron Mike’ monument dan komt u door de Rue de Verdun (D15) direct na het viaduct, aan deze straat is aan de rechterzijde een grote militaire dumpzaak gevestigd. Steek het kruispunt over en ga door tot de rotonde, neem hier de eerste afslag rechts. Na honderd meter links af en op de Y-splitsing die daarop volgt, links aanhouden. Dit is de Rue de Gènéral Gavin (de D17) richting Beuzeville-au-Plain. Na anderhalve kilometer bereikt u de kerk van Beuzeville. Hier staat een monument in de vorm van een staartvlak van een C-47.

- C-47, 42-93095 Monument -

Voor volgers van de populaire TV serie Band of Brothers vooral interessant. In een veld achter de kerk stortte in de nacht van 6 juni 1944 de C-47 (42-93095) #66, van 91st Troop Carrier Squadron, 439th Troop Carrier Troop neer. Aan boord was een stick van 506th PIR, Easy Company, 101st Airborne Division. Tevens was aan boord de commandant van Easy Company, Lt. Thomas Meehan III. Lt. Meehan had Captain Sobel, vanwege de incompetentie van Sobel, vlak voor D-Day vervangen om Easy Company in de strijd te gaan leiden. Maar het mocht niet zo zijn. Om 01.15 uur werd de C-47 #66 waarin Meehan zijn stick vloog, getroffen door afweervuur.

Lt. Thomas Meehan en de gecrashte C-47

Het toestel kwam neer in een veld achter de kerk van Beuzeville-au-Plain. Naast de 17 paratroopers kwamen ook de vier bemanningsleden om. Easy Company kreeg korte tijd later Lt. Dick Winters als commandant. Het op 6 juni 2000 onthulde monument, heeft achter de bronzen plaquette, waarop de naam staat van ieder omgekomen bemanningslid en paratroeper, een kleine urn met as van het verongelukte toestel.

Het monument voor de gecrashte C-47 bij Beuzeville-au-Plain

Ter overdenking de laatste brief van Thomas Meehan aan zijn vrouw:

Dearest Anne:

In a few hours I’m going to take the best company of men in the world into France. We’ll give the bastards hell. Strangely, I’m not particularly scared. But in my heart is a terrific longing to hold you in my arms.

I love you Sweetheart - forever.

Your Tom

- Continental Central Enclosure No. 19 -

Vervolg uw route over de D17 richting Hameau Fournel, ga hier linksaf, en na 150 meter weer rechtsaf, richting Foucarville. Op het kruispunt in Foucarville, linksaf de D14 op. Na 200 meter vindt u aan de linkerzijde van de weg het monument voor het grootste krijgsgevangenkamp dat de Amerikanen hadden ingericht in Normandië om gevangen Duitsers in onder te brengen.

Het kamp werd als tijdelijk ingericht, tussen Foucarville en Ravenoville in juni 1944. Duitse gevangenen werden na enkele dagen hier vastgehouden doorgestuurd naar Engeland. Maar in de herfst van 1944 was het kamp uitgegroeid tot een 80 hectaren groot kamp met houten barakken en canvas tenten. In deze periode stond het kamp nog als POW 2029 te boek, maar was beter bekend onder de naam ‘Mud’(modder). In december 1944 waren er zo’n 3500 krijgsgevangen ondergebracht in canvas tenten, 55 gevangenen per tent. De paden waren niet meer dan moddersporen. Toen besloten werd dat het kamp tot 20.000 gevangen moest herbergen, werd het grondig aangepakt, er zou riolering komen, verharde paden en elketriciteit. Dag en nacht werd er gewerkt door Amerikaanse engineers en 400 Duitsers onder commando Captain Huntington. Was het ingericht in eerste instantie voor 20.000 man, het zou uitgroeien tot 60.000 man.

Het kamp, nu 'Continental Central Enclosure No. 19' genoemd, was een stad op zich, 2 kerken, een 400 plaats biedend theater met feesthal voor de Amerikanen, een theater met 850 zitplaatsen voor de gevangenen, een bioscoop, een ziekenhuis met 2000 bedden, een bakker die vijf ovens tot zijn beschikking had, overal elektrische verlichting, en een spoorlijn. Op de enkele kilometers rails reden diesel-en benzinelocomotieven met 75 wagonnetjes, welke gekscherende de Foucarville Express werd genoemd. Hiermee konden de rantsoenen binnen 45 minuten verdeeld worden door het kamp. Om de duizenden monden te voeden werd dagelijks 1.5 kg per persoon aan provisie verstrekt. Om de modderpaden te verharden werd gebruik gemaakt van een steengroeve in de buurt. Aangezien vrachtwagens schaars waren (deze waren nodig om de ‘Red Ball Express’ in bedrijf te houden), werd een keten van gevangen gemaakt die 600 meter lang was en die emmers met stenen aan elkaar doorgaven. Op deze manier werd 900 meter aan verharde wegen aangelegd. Om ook verse groente te kunnen leveren werd 100 hectare grond verbouwd. Werd er eerst geploegd met jeeps om de ploeg voort te trekken, later werd dit gedaan met tractors en paarden.

Deze kaart laat goed zien hoe enorm groot het kamp was

Timmerlieden in het kamp vervaardigden tussen april en augustus 1945 verder een totaal aan 6216 verschillende objecten , zoals 2 extra kerken, 74 barakken, 67 latrines, 1435 tenten, 1508 stoelen, 633 banken, 724 tafels en 174 kasten! Ook waren er vier smederijen die 18 uur per dag in bedrijf waren. Schoenmakers hadden tot 1 juli 1945 ruim 30.000 schoenen gerepareerd, en kleermakers, gemiddeld 75 jaar oud, maakten de kleding voor de gevangen. Veel materieel voor de bouw was afkomstig van Utah Beach. De bouw van een loshaven was opgeschort toen Cherbourg ingenomen was. Het personeel vertrok die kant op, maar het materieel bleef achter. Uitstekend geschikt voor de bouw van een gevangenkamp. Wat de bouw remde was het gerucht dat Duitse parachutisten een aanval aan het voorbereiden waren, hierdoor kon er vaak langere tijd niet in de nacht worden gewerkt. Met het Ardennen Offensief half december 1944, werd besloten om Duitse gevangenen in die regio versneld af te voeren, en zo liep het aantal gevangen van 4000 snel op tot 15.000 voor kamp No. 19. Na het Ardennen Offensief werd de dreiging van een verdere Duitse tegenaanval opgeheven. Een groot probleem was toch het afval en met name de inhoud van latrines. Rioolwater van de keukens en was gelegenheden werd via pijpen afgevoerd. Iedere dag werd 40 ton aan rioolafval afgevoerd naar het strand en met eb in zee gedumpt. Elektriciteit kwam eerst van één 500 KW generator, later werd een tweede bijgeplaatst, tot het stroomnetwerk vanaf Cherbourg hersteld was.

Jonge Duitse ex-soldaten kregen heropvoedings lessen in het kamp

Eén van de doelen in het kamp was de herscholing van de jonge Duitse soldaten die met fascistisch ideeën opgevoed was erg belangrijk. Het kamp werd pas in 1947 opgeheven. Toen keerde de rust weer terug voor de ruim 100 inwoners van Foucarville. De faciliteiten waren zo goed geweest, dat in de gehele periode dat het kamp in bedrijf was, er geen enkele gevangene was ontsnapt.

Tegenwoordig is geen spoor meer terug te vinden dat hier ooit zo’n enorm kamp geweest is. De bezoeker moet het nu doen met een monument en een informatiebord.

- Pathfinder Monument -

Keer nu terug richting Foucarvile over de D14, en volg deze tot u na ongeveer 900 meter Saint-Germain-de-Varreville en de kruising bereikt met de D129 (herkenbaar aan het grote 'Onze Vrouwe' beeld dat hier staat).

Het gedenkteken voor de Pathfinders die hier neerkwamen

Bij het Onze Vrouwe beeld is nu een monument en informatiebord geplaatst ter ere van de Pathfinders die in dit gebied als eerste luchtlandingseenheden neerkwamen om de ‘Dropzone’ (DZ) te markeren voor de hoofdmacht van de later arriverende C-47 Skytrain transportvliegtuigen (de C-47 stond bij de Britten bekend onder de naam Dakota). Drie C-47 toestellen waren om 21.54 uur (Engelse tijd) opgestegen vanaf North Whitham, als onderdeel van Operation Neptune, om ‘Dropzone A’ te markeren. Deze groep Pathfinders behoorde tot de ‘Albany’ mission om het 502nd PIR (Parachute Infantry Regiment) en de 377th PFABn (Parachute Field Artillery Battalion) van de 101st Airborne Division op de juiste plek te laten neerkomen. Aan boord waren 10 speciaal opgeleide Pathfinders, aangeduid als P1, P2 of P3, die de bakens moesten opzetten. Verder waren aan boord 10 paratroepers die voor de veiligheid op de grond moesten zorgen (aangeduid als S1, S2 of S3). In totaal stegen elf Pathfinder C-47 Dakota’s op van North Whitham om de drie DZ’s en één Landingzone (LZ) voor de 101st Airborne te markeren (voor de 82nd Airborne Division waren negen toestellen ingezet om hun drie DZ's te markeren). Hulpmiddel om de hoofdmacht op de juiste plek te laten springen, was het zogenaamde PPN-2 'Eureka' systeem. Deze zonden een signaal uit welke aan boord van een C-47 werd opgepikt, zodat de Skytrain op de juiste koers kwam naar de DZ.

Aanvlieg routekaart van de 101st Airborne Division (Pathfinders)
(Google Earth)

De toestellen verlieten de zuidkust van Engeland op de hoogte van Weymouth en daalden naar een hoogte van 200 meter (650 voet). Er werd een zuidwestelijke koers aangehouden tot aan het ‘rally point’ Hoboken, hier lag een onderzeeboot die een lichtsignaal uitstraalde ter indicatie. De toestellen maakten hier een bocht naar links en klommen naar een hoogte van 500 meter (1650 voet) en vlogen ver uit de kust van de door de Duitsers bezette Britse eilanden Jersey, Guernsey en Alderney om de Flak te ontwijken. Op ‘rally point’ Reno werd een zuidoostelijke koers ingezet om op ‘rally point’ Mule Shoe naar het noordoosten te draaien. Ter hoogte van Portbail, 8 km ten zuiden van Barneville-Carteret, vlogen de Pathfinders op 200 meter (650 voet) de kust over van de Cotentin, Frankrijk. Een laatste koerswijziging naar rechts, zuidoosten, kwam nabij het Chateau de Courcy, bij Fontenay-sur-Mer.

Lt.Col. Joel L. Crouch en Captain Lillyman

De drie toestellen vlogen met een snelheid van 175 km (110 mh) tussen de batterijen van Crisbecq en Azeville. In de deuropening van de voorste C-47 stond Captain Frank Lillyman. Deze No.1 C-47 (42-93098) werd gevlogen door de 33 jarige commandant van de IX Troop Carrier Pathfinder Group Lt.Col. Joel Lee Crouch, Co-pilot Captain Vito Pedone en Navigator Captain William Culp. Captain Lillyman, die in de deuropening stond, begon de wegen te tellen die ze passeerden, hij zou er acht moeten tellen voor het licht op groen ging. Op zeven wegen ging tot zijn verbazing opeens het groene licht aan, maar hij twijfelde geen moment, en sprong naar buiten, brandende sigaar in zijn mond, gevolgd door de andere paratroepers. Lillyman wordt gezien als de eerste Amerikaanse soldaat die landde tijdens D-day in Normandië. Ook uit de andere twee C-47’s sprongen de parachutisten naar buiten.

Globaal schema werking APN-2 'Rebecca' en de PPN-2 'Eureka' en de holophane lampen

De Pathfinders waren bijna twee kilometer te vroeg gesprongen en kwamen niet neer bij het oorspronkelijke doel, nabij Saint-Martin-de-Varreville, maar bij Saint-Germain-de-Varreville. Maar er was geen tijd om te voet die afstand af te leggen, hier zouden de bakens worden gezet, en hier zou het 502nd PIR en de 377th PFABn van de 101st Airborne moeten landen. En haast was geboden, want de Pathfinders waren geland om 00.16 uur (Franse tijd), en binnen drie kwartier zou de hoofdmacht arriveren, voor hun sprong rond 01.00 uur. Captain Lillyman vond een geschikt veld, zo’n 200 meter ten oosten van de kerk, en liet hier de zogenaamde holophane lampen in een T-vorm plaatsen. Aan de voet van de ‘T’ werd het ‘Eureka’ baken geplaatst en tussen dit baken en de lampen nam een paratroeper plaats met de morse lamp om de letter ‘A’ uit te zenden (voor DZ-A). Het Eureka baken zond een signaal uit dat opgepikt werd in de cockpit van de C-47 op het APN-2 ‘Rebecca’ systeem en werd de aanvliegroute bepaald. Als de piloot het morse signaal zag, gaf hij het teken dat het licht ieder moment op groen kon gaan.

De APN-2 'Rebecca' antennes; 1. *AT-2/APN2, 2. *AT-1/APN-2

Capt. Lillyman liet ook drie Eureka bakens in de heg geplaatst die langs de kerk liep. Een Duits machinegeweer begond te knetteren op hun positie. Lillyman gaf opdracht aan enkele para's om deze vervelende 'bijkomstigheid' uit te schakelen. Enige tijd later klonk een knal van een handgranaat, en vervolgens zweeg het machinegeweer. Om 00.30 uur werd de eerste Eureka aangezet, gevolgd om 00.40 uur door de lichten aan te schakelen. Om 00.45 uur werd de Eureka ‘getriggerd’ door de binnenkomende vlucht van de hoofdmacht waarvan de eerste parachutisten sprongen om 00.57 uur. De Skytrains’s met de hoofdmacht waren toen al wijd uiteen gaan vliegen. Boven de Cotentin was een lage bewolking en om botsingen in de lucht te voorkomen, waren de toestellen uiteen gaan vliegen. Alleen de voorste kist had het APN-2 systeem, men ging ervan uit, als de para’s sprongen uit de voorste C-47, dan gaven de andere toestellen in de V-formatie ook het groene licht. Maar het liep anders, toestellen met eenheden aan boord voor een bepaalde DZ, werden nu losgelaten boven een gebied waar ze niet voor getraind waren, en vaak tientallen kilometers van hun doelwit.

Een PPN-2 'Eureka' zender
Het zwarte gat centraal in de zender is voor de antenne (links opgevouwen)
(Niet afgebeeld is het driedelige batterij pakket)
(Foto: Selles Military Antiques)

‘Dropzone A’ was geen uitzondering dat de DZ verkeerd gekozen was. Eén van de weinige juist aangegeven DZ’s welke de aangewezen eenheden ontving was DZ-O waar eenheden van 505th PIR (82nd Airborne) neerkwamen (met sticks van andere eenheden). Eén stick van 506th PIR Pathfinders kwam bij de juiste DZ-C neer ten noorden van Hiesville, en zette de de bakens correct op. Maar net als in andere DZ’s kwamen overal paratroepers neer van verschillende eenheden. Of de zoekende piloten van de C-47’s zagen een ‘T-baken’ en gingen ervan uit dat op dat punt het groene licht te geven er tenminste een goede kans was dat ‘hun’ para’s op een locatie terecht kwamen die op paratroepers waren voorbereid, of er werd groen licht gegeven omdat Skytrains in hun buurt ook paratroepers uitspuugden. Voor veel piloten was dit de eerste keer onder vijandelijk vuur, en de aanblik van een aangeschoten collega die in vlammen naar de aarde stortte, was vaak voldoende om groen licht te geven, zodat ze uit de gevaren zone konden ontsnappen. Veel Skytrains vlogen te snel eigenlijk om de para’s veilig te laten springen, ook de aangegeven hoogte was vaak veel te laag of te hoog, te laag betekende een harde landing omdat de parachute te weinig kon afremmen, te hoog betekende te lang in de lucht voor de paratroeper, kans op aangeschoten te worden door Duitsers, of aangevlogen worden door een C-47 was een serieuze bedreiging.

Het monument voor de eerste Amerikaanse bevrijders en het Pathfinders insigne

In de nieuw aangegeven ‘Dropzone A’ (waar u nu staat) sprongen naast de 502nd PIR en de 377th PFABn ook sticks van andere eenheden, zoals van de 506th PIR, maar ook sticks van de 82nd Airborne Division kwamen tussen Saint-Germain-de-Varreville en Saint-Martin-de-Varreville terecht. De Pathfinders bleven actief met hun bakens tot 03.10 uur, en braken toen op om zicht te verzamelen bij de kerk. In de kerktoren werd een observatie post (OP) opgezet. Op het kruispunt (waar u nu bent), werd door de Pathfinders een wegblokkade ingericht. Met het daglicht werd een voettocht begonnen richting Saint-Martin-de-Varreville, waar de Pathfinders zich aansloten bij de andere eenheden van de 101st Airborne Division.

Captain Lillyman raakte later op de dag gewond door een kogel in zijn arm en een mortierscherf in zijn gezicht. Hij werd afgevoerd naar Engeland, waar hij na acht dagen zijn dokters wist te overtuigen dat hij weer terug moest naar Normandië. Voor zijn inzet op 6 juni 1944 ontving Lillyman het Distinguished Service Cross (net als Lt.Col. Crouch). De bemanning van de C-47's ontvingen de Air Medal. Ieder getrainde 101st Pathfinder troeper ontving de Bronze Star Medal, en hier is iets vreemds aan de hand. Aan boord van iedere Skytrain waren zogenaamde Security detail para's. Deze waren aangegeven als S1, S2 of S3. Deze mochten, op bevel van de commandanten 101st Airborne Division, niet het insigne dragen van de Pathfinders, en ondanks dat ze dezelfde gevaren liepen als de andere paratroepers (en een Duits machinegeweer tot zwijgen brachten), ontvingen ze geen Bronze Star Medal (bij de 82nd Airborne ontvingen deze mensen wel de medaille). Deze kerels hebben ook recht op erkenning, dus noem ik ze hier even, de zeven para's van de S2 Security detail in de stick van Capt. Lillyman waren; S2 First Lieutenant Robert S. Dixon, Second Lieutenant Reed Pelfrey, Private James J. Bement, Pvt. Jarris C. Clark, Pvt. Paul O. Davis, Pvt. John G. Ott en Pvt. John H. Funk (sneuvelde op 11 juni 1944).

Het monument voor de Pathfinders bestaat uit informatieborden en een herdenkingsteen, waarop staat te lezen:

On June 6, 1944 at 0.16 AM,
the 101st Airborne Division Pathfinders
were the first paratroopers
to jump here in name of Liberty.

U komt ze op Uw tocht door de Cotentin met enige regelmaat tegen, de witte wegmarkeringen in de berm waarop een naam prijkt van een Amerikaanse militair, die onderdeel was van de 1st Engineer Special Brigade, die in de Cotentin gesneuveld is en herdacht wordt door een stuk weg naar hem te vernoemen. Eén van de meest bekende is Rowe Road, naar de op 6 juni 1944 omgekomen Pvt. J.T. Rowe van het 531st Engineer Shore Regiment, welke geplaatst is bij de strandopgang bij het Utah Beach Museum. Nabij het Pathfinder monument vindt u ook twee van deze opmerkelijke straatnamen. Zo'n 50 meter vanaf het monument, aan de D129 (Carter Road) staat de markering voor Pvt. T.H. Carter, ook van het 531st Engineers Shore Regiment, ook omgekomen op 6 juni 1944. Schuin tegenover het monument, in de heg van de D14 (Goodman Road), staat de naamplaat voor Pvt. R. Goodman, van de 818th Amphibious Truck Company. Ze zijn hier onder beide afgebeeld. Tevens staat er een markering voor 1st Lt. W.T. Fottrell, deze is te vinden tegenover het Leclerc Monument aan de D421. Fottrell was aangesloten bij het 531st Engineer Shore Regiment. Opvallend detail op de naammarkeringen is het logo van de Engineer Special Brigade, een adelaar, met een machinepistool eronder, gedragen door een anker. Dit werd gedragen als schouder patch, waarbij op het uitgaansuniform, op de linkerborst zak, nog het 'zeepaard' logo werd gedragen.

Opvallende wegbenamingen in de Cotentin, Normandië,
respectievelijk te vinden aan de D129, de D14 en de D421.

Via de D129 is het 2.5 km naar de kust van Utah Beach, op de T-splitsing is het rechts naar het Utah Beach Museum, en naar links, naar het Leclerc Monument. Voor ik u ga wijzen op de routes richting Cherbourg, wijs ik u graag nog op het kleine museum in Quinéville, aan de Avenue de la Plage 18 (van de T-splitsing D129-D421 ongeveer 7 km noordwaarts).

- Memorial World War II Museum -

Tot en met 2016 droeg het de naam Musée de la Liberté. Maar het museum is overgegaan in nieuwe handen en sinds 14 april 2017 'Memorial World War II Museum'. Was in het voormalige museum, gebouwd rondom een voormalige observatiebunker, geen vuurwapen te bekennen en draaide voornamelijk om de bezetting door de Duitsers en hoe de bevolking hiermee omging, nu is het een ander verhaal.

Het 'Memorial World War II Museum' in Quinéville

In de verschillende vitrines zijn Duitse en Amerikaanse zaken tentoongesteld, waaronder verschillende types wapens. Het enige dat bewaard is gebleven uit het voormalige museum is het 'straatje' waarin de dagelijkse beslommeringen worden uitgebeeld tijdens de bezetting. Een groot deel van de tentoonstelling wordt ingenomen door grote modellen van voertuigen en fraai aangeklede poppetjes in diorama's. Tevens is er een kleine bioscoop met leren stoelen! waarin een doorsnee documentaire draait. De kosten voor 2017 zijn €7.00. Ik moet eerlijk bekennen dat het museum niet in de schaduw kan staan van bijvoorbeeld het Utah Beach Museum of het Airborne Museum in Ste-Mere-Eglise, maar mocht u in deze omgeving zijn, breng er een bezoek aan. Wees er wel op bedacht dat in 2017 de voertaal alleen Frans was, er is geen Engelse uitleg te vinden, ook al heeft het museum een Engels klinkende naam: 'Memorial World War II Museum'. Het is het meest noordelijke museum van Utah Beach, het volgende noordelijkste museum is in Cherbourg te vinden ('Musée de la Libération' in Fort du Roule).

Er is geen ruimte voor voertuigen, maar de grote modellen zijn van hoog niveau


Er is zoveel meer te vinden rond de voormalige landingstranden. Het gebied wemelt van de monumenten. Rond ieder bocht kunt u een gedenkteken verwachten, zoals bij een voormalig vliegveld (Advanced Landing Ground) van de Geallieerde luchtmacht, of waar een soldaat is gesneuveld. Onderstaand is zo'n plotselinge ontmoeting te zien.

Hier kwamen zeven 82nd Airborne paratroepers om het leven,
tevens de plek waar Sgt. William 'Bill' Tucker is bijgezet...

Ieder monument heeft een verhaal, zoals op deze plek, te vinden aan het landweggetje D214, vanaf Fresville en iets na Grainville (ten noorden van St.-Mère-Église). Tijdens de gevechten om Grainville, op 8 juni 1944, werden hier zeven paratroepers door Duits machinegeweer vuur gedood. Allen behoorden tot I-Company, 505th PIR, 82nd Airborne Division. Het monument werd in 2004 onthuld. Op de zijkant van het monument zit een aparte bronzen plaquette, waarop de naam William Tucker staat. William 'Bill' Tucker was ten tijde een soldaat, maar later groepscommandant van I-Company, 505th PIR. Tucker ontmoette later de burgemeester van Ste-Mère-Église, Alexandre Renaud en raakte bevriend met hem. Ieder jaar na de oorlog keerde Tucker terug naar Normandië. Hij was één van de oprichters (82nd Airborne Division) C-47 Club 505th Veterans. Op 21 november 2008 overleed William 'Bill' Tucker. Zijn as werd, op zijn eigen verzoek, bijgezet in Normandië, op de plek waar zeven van zijn kameraden omkwamen. De familie Tucker is nog steeds bevriend met de familie Renaud.

Bovenstaande, is een opstap naar het volgende onderdeel
van de Geallieerde campagne in Normandië,
de uitbraak van Utah Beach richting Cherbourg.

U kunt nu hier vandaan naar de
UITBRAAK
door de Geallieerden naar Cherbourg.

Of,
u kunt nu terugkeren naar de Homepage van www.strijdbewijs.nl
(KLIK HIERONDER)

Terug


VOOR CONTACT MET AUTEUR PIETER JUTTE
KLIK HIER
© www.strijdbewijs.nl 2005-2019