De gevreesde SS deed haar naam eer aan tijdens de eerste dagen en weken na de
landingen in Normandië.
Er wordt algemeen aangenomen dat zeker 156 Canadese gevangen zijn geëxecuteerd door de 12de SS Panzer Division
'Hitler Jugend'. Eén van de bekendste plekken in Normandië waar zo'n lafhartige daad wordt herdenkt, is te vinden in
de Abbaye d'Ardenne. In deze abdij aan de noordwest grens van Caen, nabij het gehucht Cussy (2 kilometer oostelijk
van Authie), werden Canadese 20 soldaten omgebracht in een kleine tuin. Op een muurplaquette wordt melding gemaakt van
27 vermoorde gevangenen in de terreinen van Abbaye d'Ardenne.
De Abbaye d'Ardenne
Op het einde van 6 juni, 1944, was de Canadese eenheid North Nova Scotia Highlanders geassisteerd door de 27th
Canadian Armoured Regiment (CAR) The Sherbrooke Fusiliers opgerukt tot aan Anisy, 8 kilometer ten noorden van Caen.
De volgende ochtend rukte de eenheid verder op naar Buron en Authie waar ze in gevecht kwamen met de 12de SS Panzer
Division. 37 Canadezen werden gedood, waarvan 23 nadat ze hun wapens hadden afgelegd. De slachtoffers moesten van
de jeugdige Duitse eenheid blijven liggen waar ze lagen, ondanks dat de bevolking deze wilde begraven. De gesneuvelde
jongens werden platgewalst door voorbij trekkende tanks en andere voertuigen. Gevangen genomen Canadezen werden afgevoerd
naar de abdij d'Ardenne die zich snel vulde met krijgsgevangenen. Dit was het het hoofdkwartier van, SS-Standartenführer
Kurt Meyer, commandant van het 25ste Panzer Grenadier Regiment, 12th SS. Terwijl de gevangen werden verplaatst naar
Bretteville-sur-Odon, werden er 11 uitgepikt om achter te blijven. Van de Highlanders waren dat; Private Ivan Crowe,
Private Charles Douchette, Corporal Joseph MacIntyre, Private Hollis McKeil (gewond geraakt nabij Buron) en Private James
Moss. Van de 27th CAR werden aangewezen; Trooper George Gill, Trooper Thomas Henry, Trooper James Bolt, Trooper Roger
Lockhead, Trooper Harold Philip en Lieutenant Thomas Windsor. De laatste vier behoorden tot één en dezelfde tank die
uitgeschakeld was.
De binnenplaatst, de eerste opvang van de krijgsgevangen
De volgende dag, 8 juni, werden de mannen één voor één naar het kleine tuintje aan de westkant van de abdij gebracht.
Hier werden ze binnen tien minuten omgebracht. Ondertussen waren nog zeven Canadezen gevangen genomen. SS-Standartenführer
Kurt Meyer, was uitgeput en kort aangebonden door de constante gevechten en verliezen die hij moest lijden. De opmerking
dat de gevangenen alleen maar hun karige rantsoenen kwamen opeten, was voldoende om ook deze mannen te vermoorden.
Na een korte onderling afscheid werden Private Walter Doherty, Private Reginald Keeping, Private Hugh MacDonald,
Private George McNaughton, Private George Millar, Private Thomas Mont en Private Raymond Moore door het hoofd
geschoten door een SS korporaal.
Op 17 juni werden twee Canadese soldaten van de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders, Lieutenant Fred
Williams en Lance-corporal George Pollard opgepakt en afgevoerd naar de abdij d'Ardenne om nooit meer levend terug
gezien te worden. Ondanks dat de geallieerde macht zo dicht op Caen zat, duurde het nog tot 8 juli dat eenheden van
de Regina Rifles de abdij wisten te bevrijden. Deze groep ontdekte het lijk van Lieutenant Fred Williams.
De zwarte tuin van de Abbaye d'Ardenne
In september 1944 keert de boerenfamilie, die sinds de jaren 20 aan de abdij verbonden was, terug. Deze familie,
Vico, zat in het gewapende verzet en moest de abdij inderhaast verlaten nadat de vader en moeder gearresteerd werden
door de Gestapo. Jacques Vico (18) en nog een broer weten de verborgen wapens nog uit de abdij te smokkelen voor de
Gestapo deze kan vinden. De familie Vico probeert in de ruïnes van de abdij het leven weer op te pakken. Als de
jonge zoon Michel Vico in de kleine tuin takken aan het verzamelen is, vind hij een onderkaak. Er worden in eerste
instantie drie soldaten opgegraven. In het voorjaar van 1945 worden de andere doden geborgen vanuit vijf ondiepe graven.
Abbaye d'Ardenne tijdens de restauratie in 1947
Kurt Meyer was aangehouden door de Amerikanen en wist door een Wehrmacht uniform te dragen zijn ware identiteit
een maand verborgen te houden. Hij werd naar Camp Windemere in Engeland overgebracht voor ondervraging. De getuige
van het drama in de Abbaye d'Ardenne, de Poolse deserteur Sturmmann Jan Jesionek bracht de beschuldiging aan 'Panzermeyer'
Meyer.
Kurt Meyer als commandant en als beklaagde in Aurich
Meyer werd voor berechting overgebracht naar Aurich in Duitsland. Hier ontkende hij in alle toonaarden iets met de
zaak van doen te hebben. Hij gaf de schuld aan Schumann die hij vervolgens gestraft had door deze naar het front te
sturen. Meyer werd ter dood veroordeeld. Maar de zaak werd herzien en Meyer werd veroordeeld tot levenslang, tot
afschuw van de Canadezen. Hij bracht zes jaar door in Canadese gevangenissen voor hij overgebracht werd naar Duitsland.
Aangezien Meyer zich goed gedroeg werd zijn straf omgezet tot 14 jaar en kwam vervroegd vrij op 7 september 1954. Men
zou zeggen dat Meyer genezen zou zijn, maar buiten zijn werk als bierverkoper, werd hij dé inspiratie tijdens Waffen
SS veteraandagen. Hij streed vooral om een pensioen voor zijn kameraden (een pensioen dat hij zijn Canadese tegenstander ontzegde).
Op 23 december 1961 stierf Meyer (51) aan een
hartaanval.
Lt. Windsor, Lt. Williams, Crp.
Pollard, Pvt. McNaughton, Pvt. McKeil, Pvt. Crowe
Crp. MacIntyre, Pvt. Doucette,
Pvt. Doherty, Pvt. Lockhead, Pvt. Millar, Pvt. Moss
GA TERUG
|