NEDERLANDSE INZET TIJDENS
OPERATION OVERLORD
De Prinses Irene Brigade
en 320 & 322 Squadron

Moeizame opbouw

Maart 1941, Prins Bernhard bezoekt de Koninklijke Nederlandse Brigade

Na de capitulatie van Nederland wisten veel doorzettende militairen te ontkomen naar Groot-Brittannië om via dat land de strijd voort te zetten. Een dikke duizend manschappen waren in juni 1940 door de Britten ondergebracht nabij Haverfordwest en in de buurt van Porthcawl. Bekend onder de naam Detachement Koninklijke Nederlandse troepen in Groot-Brittannië stonden de manschappen onder commando van generaal-majoor Gerard Benjamin Noothoven van Goor. In die zelfde maand verloor de groep 133 man aan het 320 (Dutch) Squadron. Ondanks een tekort aan mensen werd eind 1940, toen de manschappen in Congleton waren ondergebracht, door de regering in ballingschap besloten om uit het detachement een brigade te vormen. Op 11 januari 1941 werd de Koninklijke Nederlandse Brigade opgericht. De uit twee bataljons bestaande bataljons werden naar Brits model gevormd. Eind januari werd aan de brigade een afdeling pantserwagens toegevoegd. De nu tot een serieuze gevechtgroep uitgeruste eenheid werd ondergebracht in kampement Wrottesleypark, enkele kilometers van Wolverhampton.

Gen.maj. Noothoven van Goor en kolonel H.J. Phaff

Generaal Noothoven van Goor overlijdt op 12 maart 1942 en zal dus de bevrijding van Europa niet meer meemaken. Als brigadecommandant wordt kolonel der infanterie H.J. Phaff aangewezen. Als een derde bataljon kan worden gevormd (maar de pantserwagens opgeheven), wordt bij Koninklijk Besluit No.1 1941 van 26 augustus de naam Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene aan de brigade gegeven.

Prins Bernhard in gesprek met luitenant-kolonel A.C. de Ruiter van Steveninck
(in augustus 1944 in Frankrijk)

Een jaar later, op 1 september 1942, verliest de brigade weer manschappen aan het net opgerichte 322 (Dutch) Squadron dat met Spitfires uitgerust wordt. Ook het Nr 10 Interallied Commando (Korps Commando Troepen) en de Special Air Service (SAS) wordt versterkt met Nederlanders. Vanaf deze periode wordt luitenant-kolonel A.C. de Ruiter van Steveninck de nieuwe commandant. In combinatie met Britse eenheden wordt met grote regelmaat geoefend. In datzelfde jaar wordt de brigade toegevoegd aan Montgomery zijn XXI Armygroup, bestaande uit het 1st Canadian Army en de 2nd British Army. Als op 6 juni 1944 de landingen in Normandië plaatsvinden is de Irene Brigade al enige tijd belast met kustbewaking bij Dovercourt en Frinton on Sea. Maar dat de Irene Brigade ook naar Normandië zal gaan, dat staat al vast. Al zal het nog twee maanden duren eer het zover is.

DAGORDER

Nu Gij op het punt staat, daadwerkelijk aan den strijd voor de bevrijding
van het Vaderland deel te nemen, wensch ik een kort woord tot u te richten.

Vier jaren hebt Gij dit groote ogenblik verbeid, bijna vier jaren hebt
Gij U voorbereid op de taak die U te wachten staat; jaren die niet alleen
zullen blijken van nut te zijn geweest, maar zij hebben ook een geest van
kameraadschap en van onderling vertrouwen gekweekt, die U in moeilijke
oogenblikken, die U wellicht te wachten staan, onontbeerlijk zijn.

Schouder aan schouder strijdend met Onze bondgenooten, gaat Gij thans
het Vaderland bevrijden van overheersching en dwingelandij.

Moge deze gedachte aan Uw daden de bezieling geven, die U, tezamen
met Onze bondgenooten, als overwinnaars uit den strijd zullen doen treden.

Ik vertrouw , dat Gij allen Uw plicht zult doen en dat Gij de mooiste
tradities van Ons Leger zult weten hoog te houden.

God zegene U en Onze wapenen.

WILHELMINA.

De Irene Brigade scheept zich in voor de oversteek naar Normandië

Eind juni 1944 krijgt de brigade opdracht om samen met de 1ste Belgische Brigade zich op te maken om terug te keren naar het vaste land van Europa. Afgesloten van de buitenwereld worden de manschappen klaargestoomd voor de oversteek. De wapens werden nagekeken, daar waar nodig vernieuwd, uitrustingen op orde gebracht, rantsoenen en Frans geld uitgedeeld.

7 Augustus, 1944, de Irene Brigade gaat aan land

Op 7 augustus 1944 worden op verschillende punten eenheden van de Prinses Irene Brigade aan land gebracht aan de Normandische kust. De gevechtsgroepen komen bij Arromanches aan land via de Mulberry haven aldaar. Andere onderdelen komen aan land bij Courseulles sur Mer.

Hell Fire Corner

De gehele brigade wordt op 8 augustus onderbracht in Cresserons. Op 12 augustus steekt de Irene Brigade de Orne over om een kilometer frontlijn aangewezen te krijgen ten oosten van Bréville waar ze de plaats innemen van de Royal Ulster Rifles. Tijdens artilleriebeschietingen door de Duitsers valt op 14 augustus de eerste dode aan Nederlandse zijde, de medische dienst wachtmeester Lammers. Lammers was onder andere de componist van de huidige Irenemars geweest. Vanwege de aanhoudende aanvallen van Duitse SS troepen, pantserdivisies en artillerie beschietingen, vanaf de eerste landingen op 6 juni, waren hier zeer veel doden onder de geallieerden te betreuren. Overal lagen de doden in staat van ontbinding tussen de kadavers van het lokale omgekomen vee. De stank en de muggenplaag was ondragelijk. Het gebied rond Bréville kreeg mede daardoor de naam Hell Fire Corner. Op 15 augustus valt de volgend dode door 'eigen vuur' als hij een tripwire af laat gaan. De Nederlandse staf had haar intrek genomen in een ruïne achter het Château St.Côme dat ook zwaar beschadigd was door de beschietingen. Tegenwoordig duidt een klein bordje op de aanwezigheid van de Prinses Irene Brigade in deze hoek

Een klein gedenkteken nabij Château St.Côme

De brigade was ingedeeld bij het Britse 6th Airborne Division dat onder commando stond van Richard 'Windy' Gale dat vanuit Ranville opereerde. De artillerie afdeling van de Irene Brigade stond onder bevel van het 53ste Airborne Artillery Regiment en stond opgesteld ten noorden van Ranville en later bij Bénéauville.

Prins Berhard bezoekt op 22 augustus de Brigade,
vernoemd naar zijn tweede dochter, Prinses Irene

De 2de gevechtsgroep van de Brigade krijgt in die periode (17 tot 27 augustus) bewakingstaken rond Ouistreham. Hierdoor mist deze gevechtsgroep de uitbraak op 17 augustus van de Irene Brigade richting Varaville dat op 20 augustus wordt bevrijdt. Op 22 augustus, als de Irene Brigade in bivak ligt ten zuidwesten van Pont l'Evêque, brengt ZKH Prins Bernhard een bezoek aan de manschappen.

Op 24 augustus wordt er verder opgetrokken naar de rivier de Risle, richting Pont-Audemer. Als hier de brug gepakt kon worden was er een ontsnappingsmogelijkheid voor de Duitsers afgesneden. Een stootgroep bestaande uit de 1ste en 3de gevechtsgroep, ondersteund door een Belgisch eskadron van de Piron Brigade, en een verkenningseenheid van de 6th Airborne Divison vertrokken in de vroege morgen van de 26ste augustus. De Duitsers hadden zich al terug getrokken over de rivier en hielden de stad Pont-Audemer onder vuur vanaf de hoger gelegen oostelijke oever. Maar de stad was bevrijdt van Duitse bezetting. In de avond, als de 49ste divisie de bezetting overneemt, wordt de Irene Brigade naar Genneville gezonden. Tot op de dag van vandaag wordt de bevrijding van Pont-Audemer gevierd door de Franse bevolking met dankbaarheid aan de Koninklijke Nederlandse Irene Brigade.

De plaquette bij Hotel de Ville in Pont-Audemer

Wellicht behoort er wel een kanttekening bij de bevrijding van Pont-Audemer. De Irene Brigade krijgt de eer, maar de Belgische eenheid van de Piron Brigade, waar de Irene Brigade mee optrok, was de eerste die door Pont-Audemer trok. Het jarenlange touwtrekken, wie als eerste Pont-Audemer heeft bevrijdt, heeft tot veel woede en onbegrip geleidt bij onze zuiderburen. De plaatselijke Maquis (het verzet), bij monde van Jules Floques, is er van overtuigd dat de Belgen de eerste waren. De Nederlandse brigade nam wel de rivier oever in het noordelijk gedeelte van de stad in, maar de Belgen hadden toen Pont-Audemer al bevrijdt. Ook andere getuigen en veteranen verklaren dat de Belgen met hun tanks de stad binnentrokken. Nederlandse soldaten die meereden op de tanks, werden vlak voor het binnentrekken verzocht van de tanks te gaan daar deze anders de koepels niet konden draaien.

Het Hotel de Ville (gemeentehuis) in Pont-Audemer

Nadat de Belgische eenheid verder getrokken was, kwam de Irene Brigade Pont-Audemer binnen. De plaatselijke bevolking heeft de Belgen waarschijnlijk nooit gezien en veronderstelde dat de Nederlanders er als eerst waren. De Belgische luitenant Dewandré kreeg later, vanwege zijn bevrijdingsactie, een uitbrander van generaal Barker (49th Division). Generaal Barker had namelijk zelf deze stad willen opeisen. Ligt hier ergens het punt van ‘oplossing’? Is het mogelijk dat de ruzie over de bevrijding van Pont-Audemer in de minne is geschikt door generaal ‘Windy’ Gale (opdrachtgever om Pont-Audemer in te nemen) om, nog de Piron Brigade, nog de 49th Division de eer te geven, maar de Nederlandse Irene Brigade als bevrijders aan te wijzen? In ieder geval hangt onder de plaquette voor de Irene Brigade nog een plaquette waarop de Belgen, de Britten, de Canadezen en de Nederlanders worden bedankt als de bevrijders van Pont-Audemer

De andere plaquette in Pont-Audemer

In augustus 1945 werd de Irene Brigade opgeheven en werden de veteranen snel aan de kant geschoven zodat de oude elite van voor de oorlog weer aan de macht kwam. Voor het overgrote deel waren dit officieren die vijf jaar thuis hadden doorgebracht en vonden dat zij weer de orders konden uitdelen aan goed opgeleide, gepokt en gemazelde moderne oorlogsvoering kennende nieuwe lichting officieren. Deze veteranen, die het hoogste offer hadden gebracht, inzet voor de vrijheid van Nederland en Europa, waarvan velen waren gesneuveld, konden opnieuw dienst nemen. Dat dit niet zonder slag of stoot werd geaccepteerd laat zich raden.

Garderegiment Fuseliers Prinses Irene

Om de naam Irene Brigade in ere te houden werd op 1 juni 1948 het vaandel overgedragen aan het Regiment Prinses Irene, en werd het tot Garderegiment benoemd. In 1952 kreeg het de toevoeging 'Fuseliers'. Kregen alleen de Irenemannen, die daadwerkelijk bij de landing in Normandië betrokken waren, het zogenaamde Invasie-fluitkoort, tegenwoordig is het toegestaan aan iedere fuselier deze eer hoog te houden en het Invasie-fluitkoort te dragen, als eerbetoon aan een geweldige groep mannen, de strijders van het eerste uur die koste wat het kost hun land wilden ontzetten van een fascistische bezetter.


Het 320 Squadron

Op 14 mei 1940 ontsnapten 71 marinemannen van de Marineluchtvaartdienst met acht Fokker T.VIIIW watervliegtuigen, via Frankrijk, naar Groot-Brittannië. Op 1 juni 1940 vormden deze toestellen de basis voor het 320 Squadron. Vijf dagen later wordt het tweede Nederlandse squadron in ballingschap opgericht, het 321 Squadron (enkele maanden later werd 321 alweer ontbonden, al werd deze heropgericht in 1942 in Ceylon).

Eén van de Fokker T.VIIIW's onder Britse vleugels

Na een paar maanden blijken de Fokker watervliegtuigen niet meer geschikt voor hun taak, patrouillevluchten over de Ierse Zee, vanwege het tekort aan onderdelen. De Fokkers worden vervangen voor Lockheed Hudsons waarmee het 320 Squadrons onder andere 'roverpatrouilles' uitvoert, bomaanvallen op vijandelijke schepen. In maart 1943 krijgt het 320 de beschikking over de B-25 Mitchell bommenwerper.

De bemanning van een B-25 Mitchell van het 320 Squadron

Ter ondersteuning van de grondtroepen wordt ook het 320 Squadron ingezet tijdens D-Day, op 6 juni, 1944. Als het front zicht langzaam terugtrekt naar het noordoosten ziet het 320 haar terugkeer op Nederlandse bodem snel naderbij komen. Deze dag komt op 14 november 1944 in het Brabantse Helmond.

Voor meer over de B-25 Mitchell en 320 Squadron,
ZIE ONDER AAN DEZE PAGINA!


Het 322 Squadron

Ondergebracht in RAF squadrons en andere eenheden wilden de Nederlanders in Britse dienst, met Prins Bernhard als groot supporter, graag een eigen 'Dutch Squadron'. Omdat er te weinig personeel voor handen was om een compleet 'Nederlands squadron' op te richten, werd er eerst een flight van het 167 Squadron als een 'Dutch Flight' opgezet. Aangevuld met personeel van O.T.U.'s (Operationel Training Unit) werd het 167 (Gold Coast) Squadron op 12 juni 1943 omgenummerd tot No.322 (Dutch) Squadron. Uitgerust met Spitfires Mk V's en voorzien van de VL-code vloog het 322 vanaf Woodvale.

Spitfire Mk Vb, BM515 van het 322 Squadron

Na stationering op Hawkinge, op 31 december 1943, gaat het squadron voor het eerst operationele acties vliegen op 4 januari 1944. Het squadron maakt vooral escorte vluchten voor medium bommenwerpers zoals Bostons, Marauders en Mitchells (oa. van het Nederlandse 320 Squadron). Maar ook verkennings-en offensieve missies werden gevlogen. Vanaf 9 maart 1944 vloog het 322 vanaf Acklington, waar de Mk V werd ingeruild voor de Spitfire Mk XIV met de krachtige Griffon motor. Op 5 juni 1944 werd de VL-code omgezet in '3W'. Ondanks dat de Spitfires van het 322 voorzien waren van invasiestrepen zagen de piloten weinig actie tijdens D-Day (behalve een escorte vlucht in de middag van de 6de juni).

Maar vanaf 13 juni 1944 kreeg het 322 het druk. Op die dag begonnen de eerste V-1 bommen neer te komen in Engeland. Vanaf de basis West Malling werden de V-1's opgejaagd door het 322 Squadron. Toen op 10 augustus 1944 de laatste patrouille werd gevlogen tegen de 'Doodlebugs', had het 322 Squadron 128 V-1's op haar naam, al erkende de RAF er 'slechts' 110½. F/O R.F Burgwal was met 19 V-1's topscorder, waarvan 5 stuks op 8 juli!

Mk IX van 322 Squadron (3W-J) in het van voorjaar 1945

Na half augustus 1944 stapte het 322 over op de Spitfire Mk IX. De vermoeiende escorte vluchten eisten hun tol, verschillende toestellen crashten, botsen of werden door flak getroffen. V-1 topscoorder Burgwal raakte vermist in die periode. Op 10 oktober nam het squadron de Spitfire Mk XVI in gebruik. Een type nagenoeg gelijk aan de Mk IX, alleen voorzien van een Packard Merlin 266 motor en met een nieuw type gyro reflector gunsight. Sommige Mk XVI's waren voorzien van een zogenaamde druppelcockpit. Met deze toestellen ging het squadron op 3 januari 1944 terug naar Nederland, alwaar het op Woensdrecht werd gestationeerd. In februari verplaatste het 322 zich naar Schijndel. Rond deze periode kreeg het 322 Squadron haar officiële wapenschild waarin een grijze roodstaart papagaai afgebeeld stond met de lijfspreuk, 'Niet Praten, Maar Doen'. Het squadron bezat als mascotte ook een echte roodstaart, genaamd Polly Grey.


Meer over de B-25 Mitchell en 320 Squadron, KLIK OP 'OUWE JONGENS'.