Mijn 'nummer' en 'mug-shot'
(met kiespijn)
Mijn eigen 'Strijd' in 'Diensttijd'
Op 5 januari 1977 begon voor mij mijn bijdrage aan de maatschappij. Ik ging ‘onder de wapenen’
bij het 12de Pantser Infanterie Bataljon, Garde Regiment Jagers, 7 December Divisie. Ik werd onder gebracht
in de Alfa-Compagnie, 3de Peloton. Het vervelende toeval wilde, dat ik de avond ervoor een enorme kiespijn kreeg.
Ik dronk geen sterke drank, maar had gehoord dat spoelen met Wiskey wel eens wilde helpen,...
Maar het tegendeel bleek waar, spoelen met wiskey hielp niet! Ik slikte het namelijk door en de brandende vloeistof moest geblust met
koud water, waardoor de pijn heftiger terug keerde.
Na een slechte nacht, uitgezwaaid door de vriendin, vertrok de trein
naar Arnhem. Hier werd de nieuwe lichting 'Bollen'
van het station in Arnhem gehaald door sergeant Wil Holla. Met mijn zware kiespijn was mijn eerste vraag of er een tandarts
op de kazerne was (die was er). Maar we moesten ons eerst inschrijven, ook werd de vraag gesteld of ik een muziekinstrument
bespeelde,... ja, piano loog ik, en die hadden
ze nu net niet nodig bij het Jachthoorn Korps. De pijn in de kaak duwde de eerste dag grotendeels de herinnering eraan
de vergetelheid in. Na een kleine lunch, op naar de fourier. Met een snelle opmeting, werd een stapel kleren voor
je neergesmeten. Pot op het hoofd passen, schoenmaat voor de kisten. Ook moest er een gasmasker gepast worden,...
'stop je gezicht in deze koeienk*t', was steevast dezelfde uitgemolken opmerking.
Na het halen van de PSU (Persoonlijke Standaard Uitrusting), het uniform aan getrokken en op de foto voor het militaire paspoort.
Eindelijk kon ik naar de tandarts. Ik dacht dat het een bovenkies betrof, maar een tikje op een onderste door de tandarts,
deed mij uit de stoel zakken. De kaaksmid rukte met bijna satanisch genoegen de boosdoener eruit.
Na de eerste oefening in het veld
We waren toegetreden tot de nieuwe lichting 'bollen'. Als 'bol' was je goed herkenbaar, strak schoon uniform en een
baret die als een vliegdekschip op je hoofd ruste. Deze werd nat opgerold tussen de verwarming gepropt
om zo snel mogelijk een 'lekkere' hangende vorm aan te nemen. Onze baret werd gesierd door een messing jachthoorn op een rood
vilten lapje. Als we eenmaal tot 'parate hap' zouden worden verheven, een dikke drie maanden verder,
dan werd de rode lap ingeruild voor een groen
lapje met een gele rand. Tevens werd dan het groene Jager-sjaaltje uitgereikt. Maar voor het zover was, zou er heel wat
afgeknepen gaan worden. In de wapenkamer kregen we een FN FAL geweer uitgereikt, want de basis
was dat de infanterist een geweerschutter moest zijn. Het eerste bivak nam aanvang op
een mooie winterse dag. We oefenden in het sluipen (tijgergang),
en het ‘buddiën’ (elkander dekken tijdens een 'aanval'). Die nacht zakte de temperatuur tot diep onder het vriespunt en begon het te sneeuwen.
Het eerste bivak, gelijk een winteroefening,...
(links blikt Herman van Houten in de camera tijdens het opbreken van het tentje)
De eerste ochtend in de sneeuw en vorst kwam hard aan. Ondanks dat we lang haar tot op de schouders mochten hebben,
moesten we ons wel scheren. Allemaal om een ijzeren vat water waarvan we eerst een dikke laag ijs moesten
verwijderen. Met botte weggooi mesjes over een koude ruwe ongeschoren huid krassen was iets wat ik nog
steeds verafschuw. Ik kocht het vrije weekend daarop een op batterijen lopend scheerapparaat (dat een maand
later uit mijn kast werd gestolen).
De groep onder leiding van sergeant Wil Holla (geheel rechts)
Het was een kleurrijke groep waarmee ik de kamer deelde. Ik was toegevoegd in de commandogroep van het
3de Peloton. We hadden een maat toegevoegd gekregen waar je je puptentje mee zou delen (iedere infanterist had een
half tentzeil bij zich). Mijn maat zou Jan Visser worden, maar daar hij vaak afwezig was (Jan was net getrouwd
en dat gaf ‘problemen’), trok ik veel op met Ron Coppejans, uit Waddinxveen. We hadden nog een jongen
die het moeilijk had met van huis zijn, Harry Bezemer. Maar ondanks dat, kon je heel erg met hem lachen. 'Dankzij'
Harry zou ik TLV assistent worden.
Op de schietbaan bleek ik een zuiver schot te hebben, maar mijn hemel, de terugslag van het wapen ontwrichte
bijna mijn sleutelbeen. Na de resultaten bekeken te hebben, kreeg ik 's avonds te horen dat ik dus een
FAL zou blijven dragen. Op de kamer klaagde Harry Bezemer steen en been, want hij zou TLV assistent worden.
Jan Visser was al aangewezen als TLV schutter en Harry zou zijn maat gaan worden. De TLV, was een
zogenaamde Terugstootloze Vuurmond, de Carl Gustav, dat een enorme knal gaf bij afschieten. Harry had daar totaal geen zin in.
We wisten een luitenant zover te krijgen dat wij van 'wapen' konden ruilen, ik werd de TLV assistent en zo bleef Jan Visser
mijn slapie.
Herman van Houten (Utrecht) in mijn stapelbed (mijn Adidas tas eronder)
Sloegen de meeste zich gelaten door de eerste weken heen, sommigen kwamen in opstand tegen het 'regime'.
Dat is geen wonder, ieder heeft een eigen karakter, mening, en leeftijd. De meesten waren rond de twintig jaar,
maar er waren ook die tegen de dertig liepen, en juist afgestudeerd waren en nu nog 'even de dienstplicht moesten
vervullen'. Eén zo'n 'geval' wil ik hier graag delen. De bewuste soldaat G**rts was juist gereed met zijn studie
psychiatrie (bleek later). Hij weigerde vanaf de eerste dag een woord te wisselen met wie dan ook. Tijdens
de eerste keer les in exercitie, bleef G. ondanks porren en duwen, tegen de maat inlopen, het zogenaamde 'telgangen'.
De kleding voorschriften werden door G. anders geïnterpreteerd. Hij droeg zijn T-shirt, binnenste-buiten en
achterstevoren. Toen de opdracht kwam om het tweede paar schoenen zonder veters in de kast te hebben, verscheen G., zoals altijd
te laat, op appèl zonder veters in zijn schoenen. Hij hield het vol om altijd met zijn handen in zijn zakken te lopen,
waarop het dreigement volgde dat hij zijn zakken zou moeten dichtnaaien bij het nogmaals overtreden. Dus verscheen G. de volgende
dag met lange draden aan zijn broek,... hij had heel ruw zijn zakken dichtgenaaid. Dit klinkt allemaal heel leuk, maar
deze storende factor begon op onze zenuwen te werken. 'Dankzij' G. haalden we vaak een gestelde tijdslimiet niet,
en dan moest het over. Tijdens de les wapen onderricht haalde ik eens ook zijn wapen uiteen en zette het snel weer ineen, om
maar de tijdlimiet te halen. Het was ondoenlijk, en na een week of twee was G. opeens vertrokken, vervroegd uit dienst getreden.
Omdat G. achteraf toch enkele weken 'gediend' had als Jager, kreeg hij ook een uitnodiging om het afzwaai feest bij te wonen.
Op het prikbord was zijn brief te lezen voor een ieder,... 'Daar zijn bloeiende praktijk hem veel werk gaf, kon
hij geen gebruik maken van de uitnodiging,...'
Van links naar rechts: 'Appie' Zandstra, sergeant Sjaak Jonk, Cees (Mag schutter) Lodder (Rotterdam)
en Piet de Boer (Heemskerk)
Nadat we
‘parate hap’ werden, kregen we onze eigen YP chauffeur, Klaas Marijt. Samen met hem en Cees Lodder hielden
we regelmatig schijn vuistgevechten. Cees was trouwens iemand die goed thuis was in de rockwereld. Hij nam
super-8 filmpjes mee. Zonder projector was het lastig kijken tegen een TL-lamp aan om op een beeldje
van nog geen centimeter groot, Led Zeppelin te bekijken.
In een kroeg in Arnhem wees Cees mij eens op Herman Brood die kort daarop niet alleen in Nederland doorbrak,
maar zelfs een heel klein beetje in Amerika berucht werd. Cees, een sterke kerel met een gevoelige vinger, werd
de beste Mag schutter. Als je dienst deed in 'de put' van de schietbaan, waar je de gaatjes geschoten in grote
doelwitten moest afplakken met stikkertjes, dan wist je precies wanneer Cees schoot. Cees kon
enkel schots schieten met zijn machinegeweer, iets waar hij voor zichzelf een wedstrijd van maakte.
Links, Harry Bezemer (overleden 1980) en Klaas Marijt (onze YP408 chauffeur)
Als garde regiment werd van ons verwacht dat we in een oud Jager uniform bepaalde officiële
gebeurtenissen opluisterden. Zo verschenen we tijdens Koninginnendag in het defilé te Soestdijk.
Al dikke pret er naar toe in de bus met de Dik Voormekaar Show op de radio (die in dit kader gevat sprak van
'Defilé de American'). Na het opstellen tussen de andere militaire eenheden kwam het het defilé op gang.
Vrijwel vanaf het moment van start liepen we te telgangen. Voorop musiceerde de Militaire Kapel
(die altijd en eeuwig de Grenadiers Mars speelden
en dat door ons binnensmonds werd meegezongen,.. ´Dikke, dikke dildo´). En achter ons liep
de Mariniers Kapel, dat natuurlijk een andere mars speelden dan die gasten voorop,… Halverwege onze 'troep'
raakten de mannen in de war van de twee tegen elkaar opspelende korpsen, en zo stapten wij 'verward'
het beeld binnen van de camera's van de NOS.
In het oude, te krappe uniform...
In Amsterdam moesten we op de Dam bij het paleis aldaar de president
van Suriname ontvangen. Weer een slechte prestatie. Kapitein van Dijk had nog zo gezegd,… ‘mocht ik
per ongeluk ‘RECHTSOM’ als commando geven,… ga evenzogoed,…. Linksom!!’ En ja hoor,… het verkeerde
commando klonk, en de verwarring sloeg toe,… en het eindigde in een chaos. En dan was er ook nog een
dronken Amsterdammer die in de pas meeliep en de kapitein lekker lastig viel.
Rechts achter staat Klaas Marijt, naast Klaas sta ik.
Voor mij staat Jager Kikkert, hij had het langste haar en nog rood ook! Rechts voor, staat Ron Coppejans
(foto genomen door de broer van Kikkert)
De laatste keer opdraven was met Prinsjesdag. Ons was al verteld dat het lang stil staan was ('eerste rust’)
op het Binnenhof in Den Haag. Maar ergens halverwege zou een lieftallige dame van het Rode Kruis ons
een snoepje in de mond stoppen tegen de flauwte. Ze kwam niet, maar het idee dat ze elk moment kon komen
hield ons op de been. De Gouden Koets hield enkele minuten pal voor mijn neus halt. Koningin Juliana
en, mijn held, Prins Bernhard kon ik eens goed bekijken. In Den Haag liep verder alles goed en waren we
best een beetje trots.
Een uitgeputte Ron Coppejans in Den Haag
Tussen al de bedrijvigheid door werd er ook intensief geoefend. Vaak waren we op de nabij gelegen
schietbaan te vinden. Gelukkig was ik het FAL geweer
kwijtgeraakt (al gebruikte ik die wel voor de plechtigheden) en mijn persoonlijke wapen werd, als
TLV assistent, een UZI. We schoten heel wat kisten munitie weg. Menigeen haalde het schutterspeltje,
maar met een UZI was het slecht raak schieten, dus ik bleef verstoken van dit kleinnood.
Niet alleen werd met het lichte kaliber geschoten,
voor het schieten met de TLV gingen we naar de Harskamp om op oude tanks te schieten. Hier schoten
we in één dag de gehele jaarvoorraad TLV granaten er doorheen (met nog een kleine toelage
aan het einde van de diensttijd).
Liggend opgelegd (de UZI was alleen geschikt voor het directe nabij gevecht)
Een ander onderdeel (voor het geval je zonder anti-tank granaten kwam te zitten) was het gooien met
molotov-cocktails op oude Sherman en Chaffee tanks. Flessen gevuld met brandstof en water, een ‘tod’ in
de hals, de vlam erin en gooien maar. Jaren later bleek één van deze Sherman 'slachtoffer' tanks
bewaard te zijn gebleven, welke nu in een museum in Best bij Eindhoven staat.
Cees Lodder scoort op de Chaffee tank met een molotov-cocktail
Een M4A1(W)76 werd ook het slachtoffer van de 'flessenpost'
Als je goed in sport was, dan had je een streepje voor bij de Jagers. Het viel op dat diegene die
de 'Militaire Lichamelijke Vaardigheidsproeven' (MLV) succesvol afsloten, al snel tot 'soldaat der eerste klasse'
werd bevorderd. Ik kon meekomen, maar steeds net te kort om het MLV te bemachtigen. Storm-en touwbanen
waren niet aan mij besteed, ik scheen nooit zonder een verwonding deze te kunnen volbrengen. Voor de
jaarlijkse open dag voor de familie en vrienden kon men zich opgegeven om te demonstreren wat je allemaal geleerd had,...
vanzelf sprekende stond mijn naam niet op de touwbaan lijst,...
Op de open dag bleek dat er niemand van mijn kant zou komen kijken en
ik gaf me maar op als ‘slachtoffer’. Ik had een ideetje om mijn halve hoofd weggeslagen te laten zijn.
Daar dit nogal pijnlijk zou zijn, bracht ik dit terug tot het uitschieten van een oog. Op een halve
ping-pong bal schilderde ik een oog en plakte als wimpers wat haartjes uit het blanco-borsteltje.
Ik lig rechts (voor als U mij niet zou herkennen)
Het uiteindelijke plak en kleurwerk werd gedaan door de broer van acteur Paul Röttger.
Paul Röttger maakte kort daarvoor furore in ‘Oorlogswinter’ de TV-serie. Ik meen dat hij Hans
heette en de functie van luitenant bekleedde (maar kan ook sergeant geweest zijn). Op bovenstaande
foto is een ‘assistent’ bezig de ‘wonden’ aan te brengen bij een collega-slachtoffer. Deze was zo
enthousiast over zijn slagaderlijke bloeding dat hij de met bloedgevulde knijpbal al leeggespoten
had voor we de demonstratie zouden aanvangen.
'Doet het zeer?'... 'Alleen als ik lach'
De slachtofferhulp demonstratie was een succes. Voorzichtig werd ik verschillende keren omhoog gehesen
uit de YP408 en kon het publiek mijn deerlijk verminkte gezicht aanschouwen. Horrorrillingen trokken over
menige rug die dag. Nadat mijn make-up was verwijderd was het ‘etenstijd’. In de rij om mijn bord bami
te halen werd ik toch herkend; 'zo,... je bent alweer genezen?'
De kleren weer op orde
GEREED OM NAAR DE VOLGENDE PAGINA TE GAAN
|