TOUR DE SLAGVELDEN VAN NORMANDIË
NOORDZIJDE VAN SAINTE-MÈRE-ÉGLISE

Het voormalige Aid Station 2# aan de Rue du Cap de Laine

De strijd rond Aid Station 2#

Vanaf het grote parkeerterrein bij de kerk gaat u rechtsaf de Rue du Cap de Laine (Voie de la Liberté) op. Na ongeveer 500 meter ziet u aan de rechterzijde een opvallend groot gebouw achter een metalen hekwerk verschijnen. Dit is tegenwoordig een bejaardenhuis, maar op 6 juni 1944 werd dit ingericht als één van de twee grote gewondenverzorging stations, Aid Station #2 (voor deze datum werd het gebruikt als hospice voor mensen in hun laatste levensfase). Regimental Aid Station 1# was ingericht in een grote boerderij nabij de Neuville Drop Zone.

Kijkende zuidwaarts op Ste-Mère-Eglise, de strijd is gestreden,...

Oude foto's uit die periode laten zien dat dit het laatste gebouw was aan de noordzijde van Ste-Mère-Eglise. Men kan zich afvragen waarom zo dicht aan de frontlijn een eerstehulppost werd ingericht. Vanuit de Duitse posities werd met een constante regelmaat een barrage van artillerie en mortieren afgegeven. Tegenwoordig is er weinig van de schade terug te vinden, maar voor de oplettende kijker is er nog wel het één en ander te zien.

Een Horsa gecrashed achter de hospice

De ommuring rond het gebouw in kwestie is nu veel verder naar achteren uitgebouwd dan in 1944. Als men de rechterzijstraat (Rue de la Cassinerie) ingaat, dan ziet men op 60 meter een 'knik' in de ommuring, dit is de grens van de oude muur. Waarom ik hierop wijs, is het feit dat op dit punt de achterste muur deels werd verwoest door een Horsa zweefvliegtuig die hier crashte. Er zou een beroemde foto van worden genomen (zie hieronder), waarop een onfortuinlijke omgekomen piloot te zien is (onduidelijk of dit 1st Lt. Joe W. Herriage of Co-Pilot Flight Officer Howard W. Davis van 77th TCS, 435th TCG is). Aan boord van deze zwever waren verder manschappen van de 320th Glider Field Artillery.

De juiste locatie was lange tijd onduidelijk, maar deze foto geeft voldoende bewijs

De inname van Ste-Mère-Eglise was in handen gegeven van Lt.Col. Edward 'Cannonball' C. Krause, 505th PIR, commandant 3rd Battalion. Voor vertrek had hij zijn manschappen de Amerikaanse vlag getoond die acht maanden ervoor als eerste over Napels had gewapperd en als eerste over een bevrijde stad in Frankrijk zou wapperen!. Hij vertelde de mannen dat ze Ste-Mère-Eglise in zouden moeten nemen voor het geheel daglicht zou worden, dus waar ze ook zouden landen, ze zouden samen vechten en als ze in Ste-Mère-Eglise aankwamen dan zou hij op hen wachten.

Rode stippen: de 'Sticks' van 505th PIR die landden in DZ 'O'
(witte stippen zijn 507th 'Sticks' die hun zone misten)

De 505th PIR sprong kort na 02.00 uur in de hun aangewezen Drop Zone 'O', ten noordwesten van Ste-Mère-Eglise. Een groot deel kwam in de goede DZ terecht, maar helaas kwamen er ook veel verspreid over meerdere kilometers neer. 505th PIR was wel de meest geslaagde 'drop', 507th en 508th PIR misten voor meer dan 90% hun DZ's. De eerste mannen die op Lt-Col. Kraus afkwamen kregen de opdracht zich te verspreiden en alle loslopende manschappen te verzamelen en bij hem te brengen. Binnen 45 minuten had Kraus een gevechtseenheid van zo'n 180 man verzameld. Verdeeld over twee companies, 'G' en 'H' waren ze gereed om op te rukken naar hun doel. Informatie van een lokale fransman bleek enorm nuttig. Hij wees hen op een weinig gebruikt pad dat direct de stad inleidde en niet door de Duitsers werd verdedigd.

Lt.Col. Edward 'Cannonball' C. Krause, 505th PIR, commandant 3rd Battalion

Voorzichtig slopen de manschappen aan beide zijden van het pad naar Ste-Mère-Eglise waar ze binnen 30 minuten waren. Een deel ging de stad in, terwijl Kraus andere manschappen naar uitvalswegen dirigeerde om deze te bewaken tegen versterkingen van de Duitsers. 400 meter zuidelijk de stad in lag de communicatiekabel naar Cherbourg, deze werd persoonlijk door Kraus doorgesneden.

Hoe 'populair' Lt-Col Kraus was onder de manschappen wordt geïllustreerd door een herinnering van Corporal Chris Christensen van G Company. Kort nadat de manschappen, die Christensen leidde, het plein van Ste-Mère-Eglise hadden bereikt en geschokt geconfronteerd werden met de omgekomen kameraden die nog in de bomen hingen of dood rond het plein lagen, arriveerde Kraus bij het plein. Terwijl Christensen de omgekomen paratroopers onderzocht schrok hij zich een ongeluk toen Kraus opeens uit het niets opdook. Deze gaf de order om met de manschappen van Christensen een wegversperring in te richtten. Juist als de mannen vertrekken, hoort Kraus lachen uit de kleine groep. Hij denkt dat de mannen het weinig serieus nemen, en zet direct Christensen op zijn nummer. Christensen springt als een 'West-Pointer' overdreven in de houding en salueert. In stilte hoopt hij dat een Duitse scherpschutter deze situatie herkent en dat er hier een hoge officier staat. Tot Chirstensens zijn teleurstelling wordt Kraus niet tussen de ogen geschoten (Uit: All American, All the Way: The Combat History of the 82nd Airborne Division, Phil Nordyke).

Lt.Col. Edward 'Cannonball' C. Krause raakte driemaal gewond

Rond 06.50 uur had Kraus aan zijn commandant, Lt Col William Ekman de boodschap gestuurd dat hij met ongeveer 150 man Ste-Mère-Eglise had ingenomen. Dit aantal was aangegroeid tot zo'n 360 man om 09.00 uur. Tegen die tijd waren de laatste verzetshaarden in de stad allang opgeruimd, waarbij 30 Duitsers gevangen waren genomen, en 10 gedood. De rest was naar het zuiden ontkomen. Om 09.30 uur kwam het tegenoffensief op gang van de Duitsers. Vanuit het noorden kwamen drie infanterie bataljons, met ondersteuning van drie artillerie regimenten om het 3rd Battalion van de 505th uit Ste-Mère-Eglise te verjagen. Het 2nd Battalion van de 505th, onder commando van Lt Col. Ben Vandervoort, die zijn been had gebroken tijdens de sprong, trok zich terug naar Ste-Mère-Eglise vanuit Neuville Au Plain, met het achterlaten van een peloton para's van D Company. Onder leiding van Lt. Turner B. Turnbull moesten deze mannen de Duitsers vertragen en het liefst hun positie behouden. Om 10.00 uur kwam 2nd Battalion de stad binnen. Vanuit het zuiden werd één bataljon Duitse infanterie ingezet. Hier raakte Kraus voor het eerst gewond in zijn linkerbeen door een stukje granaat scherf. Ondanks zijn verwonding kon hij zijn werk voortzetten, en besprak hij later met Vandervoort de verdediging van de stad. Rond 03.00 uur verscheen Kraus in de commando post van 2nd/3rd Bn met een derde wond aan zijn been, ditmaal een kogelwond. Hij was pessimistisch, en vertelde aan Vandervoort en Major Hagan, 'dat de Duitsers de stad zouden gaan innemen'. Terwijl Kraus naar de eerste hulp ging, bespraken de andere twee officieren Kraus zijn pessimisme. Ze wisten van Kraus zijn verleden dat hij zijn zenuwen niet in bedwang kon houden. In Sicilië had hij ook zijn vertrouwen verloren, al was dat in mindere mate. Tot Kraus weer beschikbaar was, nam Major William J. Hagan het commando van 3rd Bn over.

Met het eerste ochtendlicht van D+1, op 7 juni, werd het peloton van D Company onder leiding van Lt. Turnbull, dat de noord van de N13 verdedigde verdreven en waren er van 42 manschappen nog slechts 16 in staat tot vechten. Turnbull werd in de ochtend gedood door een mortiergranaat. In totaal had D Comp. na 18 uur strijd nog maar 121 man, waarvan verschillende gewonden die op hun plek bleven. Achter D Comp. lag E Company, als reserve, welke bestond uit twee pelotons waarvan één een allegaartje van manschappen, zoals enkele para's van de 101st Airborne, piloten van zweefvliegtuigen, en de andere uit 39 man reguliere 82nd para's onder commando van Lt. Peterson. Het leek er op dat het een kwestie van tijd was wanneer de licht bewapende paratroopers overrompeld zouden worden door de beter bewapende Duitsers. Maar met de inzet van één man, Lt. Waverley W. Wray, die als Executive Officer tot D Company behoorde, zouden de kansen doen keren. Na een onderhoud met Lt Col. Vandervoort, ging Lt. Wray om 07.30 uur op een éénmans patrouille. Diep achter de frontlinie ontdekte hij de vooruitgeschoven commandopost van de Duitsers. Hij sprong op en riep "Hande Hoch', waarop alle Duitser gehoorzaamden, behalve één, die zijn pistool probeerde te pakken. Wray schoot hem gelijk tussen de ogen. De anderen dachten gebruik te maken van dit moment en probeerden te vluchten. Maar Wray, een uitstekende schutter, opende het vuur,... Hij doodde onder meer de bataljons commandant, een Leutnant Kolonel, van 1 Bataljon 1058 Greandier Regiment, de twee radio bedieners en minstens drie andere officieren van de bataljons staf, en vier of vijf soldaten. Twee Duitse soldaten in een schuttersput achter Wray begonnen op de 'indringer' te schieten waarbij een kogel zijn rechteroor schampte. Lt. Wray herlaadde zijn M-1 karabijn en schakelde de twee Duitsers uit (Vandervoort ging op 8 juni samen met Lt. Wray terug naar de plek, en de Lt. Col. Vandervoort verklaarde dat alle omgekomen Duitsers door één kogel waren gedood).

Het wapen van Lt. Wray, de Winchester M1 Carbine, hier twee voorbeelden ervan
(foto: https://www.gunsandammo.com, Jill Marlow & Phil Schreier)

Hierboven zijn twee versies te zien van de Winchester M1 karabijn. Dit type wapen was het standaard wapen van Lt. Waverley W. Wray. Het magazijn kon 15 .30 kogels herbergen. Om de M1 Carbine zo licht en compact mogelijk te houden voor paratroopers, werd er ook een versie gemaakt, de M1A1, met een stalen kolfbeugel die omgeklapt kon worden. Het wapen is nog steeds in productie en er zijn er ruim 6 miljoen van gemaakt.

Terug bij zijn company liet Wray een barrage van mortieren afschieten op doelen die hij gezien had. Direct daarop werd een snelle aanval ingezet waarbij de van leiders ontdane Duitsers werden verjaagd. Door deze actie werd een volgende aanval door Duitse troepen met uren uitgesteld, genoeg tijd gevende aan versterkingen vanaf Utah Beach. Troepen van VII Corps maakten in de middag contact met de paratroopers in Ste-Mère-Eglise.

Lt.Col. Ben Vanderdvoort, Lt. Waverley W. Wray en Lt. Turner B. Turnbull

Lt Col. Benjamin Vandervoort droeg Lt. Wray op voor de Medal of Honor, maar tot ieders verbazing werd dit teruggebracht naar een Distinguished Service Cross (Lt. Wray sneuvelde drie maanden later, op 19 september, tijdens Market-Garden in Nederland, en mocht tevens het Nederlandse Ridder vierde klasse der Militaire Willems Orde (MWO.4) ontvangen). Ook Lt. Turnbull, een halfbloed Choctaw Indiaan die zo heldhaftig 18 uur lang de Duitse aanvallen ten noordoosten van Ste-Mère-Église had afgeslagen, werd ook voorgedragen voor een DSC, maar dit werd teruggebracht tot een Silver Star, welke postuum werd uitgereikt.

Lt.Col. C. Krause bracht deze vlag naar Ste-Mère-Eglise
en hangt daar vandaag de dag nog steeds in het stadhuis

Het Regimental Aid Station #2, de voormalige hospice, was aan het einde van D-Day afgeladen met gewonden (net als Aid Station #1). In RAS #2 waren zeker 130 gewonden opgenomen. Het grootste deel van de gewonden betrof verwondingen door granaatscherven en botbreuken. Slechts een handvol werd binnengebracht met kogelwonden. In de vroege ochtend kwamen de eerste zweefvliegtuigen met materieel binnengevlogen. Zoals eerder aangehaald crashte één van deze Horsa zwevers achter de RAS #2 in de ommuring. Anderen kwamen goed neer en de zwaardere wapens en Jeeps aan boord werden snel uitgeladen en naar onder andere Ste-Mère-Eglise overgebracht. Hier was ook een Jeep bij die Lt Col. Vandervoort zich toe eigende. Hiermee werden twee 57mm kanonnen naar noorden van de stad gebracht. één werd aan de weg van Neuville geplaatst, en een andere tegenover RAS #2.

De Jeep van Lt Col. Vandervoort heeft een 57mm kanon gebracht (Toen en Nu)

Op D+1 kwam een aanval op gang door de Duitsers, ondersteund door enkele Sturmgeschütz III Ausf G tanks. De lichte wapens van de paratroopers waren niet opgewassen tegen de voortrollende tanks. Werkeloos stond daar het 57mm anti-tank kanon. Uit één van de gebouwen rende Pvt. John E. Atchely van H Company. Hij was voordat hij bij de 82nd Division bij een artillerie eenheid gestationeerd geweest. In zijn eentje bracht hij het 57mm kanon in stelling, ramde een granaat in het sluitstuk, richtte het wapen, en vuurde op de voorste tank, die tot op slechts 50 meter van RAS #2 was genaderd. Met een daverende klap sloeg de granaat in het onderste pantser.

De eerste uitgeschakelde Stug III (rechts ervan het, verplaatste, 57mm kanon)

Terwijl de rook de tank even aan het zicht onttrok, ging een volgende granaat het kanon in, en ook deze wist het doel te raken, direct naast het andere inslagpunt. Toen de rook opgetrokken was bleek het motordek aan bakboordzijde geheel opengebarsten en was de track aan die zijde eraf gerold. Op een honderd meter verder de weg af kwam een tweede Stug III aangereden. Pvt. Atchely bracht het 57mm kanon wederom in stelling, en schoot weer een granaat af die in stuurboordzijde in sloeg, ook deze tank kwam tot stilstand.

De tweede Stug III (rechts; het 57mm kanon is wederom naar voren gebracht).
Verderop links is een Sherman tank van het 746th Tank Bat., Company C, te zien.

Deze tegenslag was voldoende om deze aanval af te slaan. Pvt. Atchely ontving voor zijn doortastende actie het DSC. Tijdens het Ardennen Offensief zou Atchely op 3 januari 1945 omkomen. Hij is begraven op de US Cemetery in Henri-Chapelle.

Duits en Amerikaans medisch personeel werkten zij aan zij in RAS #2

In de middag van de 7de juni, met de aansluiting door de 4th Infantry Division in het verschiet, verscheen Krause weer ten tonele na behandeling in Aid Station #2. Nog steeds in de veronderstelling dat Ste-Mère-Eglise zou worden overrompeld, begon hij orders te geven aan Lt. 'Tommy' McClean van D Comp. om met een peloton naar het strand te gaan en versterkingen te halen. McClean wist niet dat Krause toen al vervangen was door Major William J. Hagan snapte niks van deze opdracht, maar besloot Kraus niet tegen te spreken. McClean besloot niet een peloton mee te nemen, maar slechts vijf man. De verdediging van Ste-Mère-Eglise kon geen man missen. Lt Col. Vandervoort was nooit op de hoogte gebracht van de order door Krause aan McClean. Hagan en Vandervoort waren overtuigd dat Krause niet langer zijn bataljon kon leiden, maar bleven loyaal aan hem. Krause wist dat verschillende officieren van zijn zwakheid en onzekerheden wisten, maar de commandant van het regiment, Ekman, kon geen commandant missen. Op 16 juni werd Krause 'bevorderd' tot Regimental Executive Officer en voorgedragen voor het Distinguished Service Cross welke hem op 10 juli werd opgespeld door Lieutenant General Omar Bradley bij Château de Brocqueboeuf. Brig.Gen. James M. Gavin (Asst. CG 82d Abn Div.) en Lt.Col. Ben H. Vandervoort (CO 2d Bn/505th PIR) ontvingen die dag het ook DSC (zie foto volgende pagina).

Op de volgende pagina gaan we naar de
zwaar bevochten bruggen over de Merderet.
Klik op 'Iron Mike' hieronder

GA TERUG